Vroeger toen ik tolk was…

Over het werk van een tolk bij de Immigratie en Naturalisatiedienst, de IND, in verschillende vestigingen in Nederland

Door

Hilde M. Thijs

Inleiding

In mijn werk als tolk bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst word ik geconfronteerd met schokkende verhalen. Met deze bundel verhalen heb ik de bedoeling om aan diegenen die niet leven of werken in asielzoekerscentra, aanmeldcentra, uitzetcentra, of detentiecentra iets te laten zien van de dingen de mensen, die als asielzoeker in Nederland terechtkomen hebben meegemaakt. Wat er allemaal is voorafgegaan aan hun aankomst, wat en meestal ook wie zij zijn kwijtgeraakt en waarom ze zich in hun eigen land niet (langer) veilig weten, waardoor het voor hen onmogelijk is geworden om in hun land van herkomst te blijven. Niemand kiest er anno 2009 voor om vluchteling te zijn.

Mij doen de verhalen huiveren en ook roepen ze bij mij een intense dankbaarheid wakker, voor het feit dat ik in een tamelijk veilig en in elk geval vrij land heb mogen opgroeien en mag leven. De schreeuwende contrasten tussen de vele verschillende werelden zullen zich tijdens het lezen steeds duidelijker aftekenen.

Hoewel de verhalen in deze blogpost volstrekt authentiek zijn, meen ik te kunnen stellen dat elke overeenkomst met bestaande personen op zuiver toeval berust, aangezien ik ze zodanig heb bewerkt dat persoonlijke kenmerken onherkenbaar zijn geworden. Ook heb ik zorgvuldig eventuele namen vervangen door andere, die echter in het land van herkomst gebruikelijke namen zijn.

Doordat ik tolk ben voor de Engelse taal, word ik ingezet voor betrokkenen die afkomstig zijn uit die Afrikaanse landen waar men, naast de taal die in de eigen stam wordt gesproken en die men van de moeder heeft geleerd, doorgaans de Engelse taal van huis uit beheerst. Zij hebben op school verplicht Engels moeten leren. 

Dit betekent dat u in deze verzameling geen verhalen aantreft die betrekking hebben op Oostbloklanden of Aziatische landen, vanwaar ook veel asielzoekers afkomstig zijn. Ik spreek in de tolkenkamer regelmatig tolken voor die culturen en weet dus dat dit ook vaak zeer schrijnende gevallen betreft, van mensen die huis en haard achter  moesten laten om het vege lijf te redden. Deze verhalen zult u tevergeefs zoeken in deze bundel, omdat ik me wil beperken tot de informatie die ik uit de eerste hand heb verkregen.

Wat ik heb weggelaten

Het eerste verhaal eindigt met een reeks feiten met betrekking tot het land van herkomst die door de ambtenaar aan de betrokkene worden gevraagd. Dit dient om te toetsen of betrokkene de waarheid spreekt, want in veel gevallen kan deze geen paspoort overleggen, of is het paspoort ongeldig of een vervalsing. Documenten als een geboortebewijs heeft men soms wel, maar niet bij zich. In de meeste gevallen heeft men dit in het land van herkomst moeten achterlaten om het vege lijf te redden.

Als blijkt dat men probleemloos en zonder al te lang nadenken een boel feiten over de politieke situatie, de geschiedenis en de geografie van het land van herkomst kan opnoemen, neemt de IND veelal aan dat men inderdaad uit dat land afkomstig is. 

Talloze vragen worden door de ambtenaar soms drie of vier keer gesteld, maar telkens in iets andere bewoordingen. Ook hier wordt de betrokkene getest om te zien of deze constant hetzelfde vertelt of, indien zijn antwoorden veranderen, de ambtenaar wat op de mouw speldt. 

Ook heb ik de vragen die de ambtenaren stellen weggelaten, hoewel een gehoor bestaat uit een eindeloze rij vragen en antwoorden. Ik mag de aantekeningen die ik tijdens het tolken maak niet mee naar huis nemen – die blijven ter beschikking van de ambtenaar – en schreef dus steeds de volgende dag het relaas in verhaalvorm, zodat ik (gelukkig) niet meer alle details wist en alleen de grote lijn kon noteren.

Bij de Immigratie en Naturalisatiedienst 

De Betrokkenen

In het kantoor van de Immigratie en Naturalisatiedienst vertoeven de asielzoekers die daar ‘betrokkenen’ heten, gedurende de dag van het gehoor in aparte ruimten, waar tafels, stoelen en banken aanwezig zijn. Soms staat er een tafelvoetbalspel of een tafeltennistafel, of beide, waar dankbaar gebruik van wordt gemaakt, en soms is er een deur naar een omsloten stukje buitenlucht, waar betrokkenen een luchtje kunnen scheppen. Ze hebben allen een identieke plastic zak bij zich, kennelijk uitgedeeld door de IND, met daarin wat eerste levensbehoeften voor de dag, bijvoorbeeld een lunchpakket. Op andere locaties wordt een warme lunch geserveerd, terwijl ik ook weleens twee betrokkenen gebroederlijk uit een en hetzelfde plastic bakje heb zien lepelen. Tja, verschil moet er zijn.

In het kantoor zijn alle deuren op slot. Als tolk ontvang ik bij aankomst, nadat ik mij heb gelegitimeerd met mijn paspoort en tolkenpas, een elektronische pas waarmee ik afgesloten deuren kan openen. Deze heb ik op sommige locaties ook nodig als ik naar het toilet wil, of als ik het gebouw of de gehoorafdeling wil verlaten. De asielzoekers hebben niet zo’n pas en kunnen deze deuren dus niet openen, ze dienen in de voor hen bestemde ruimten te blijven, totdat de ambtenaar ze komt halen voor het gehoor, of totdat hun gehoor is afgelopen, waarna ze door een daarvoor aangestelde beveiligingsbeambte naar buiten worden geleid. In sommige gevallen kan de betrokkene zelf met het openbaar vervoer teruggaan naar het Asielzoekerscentrum waar hij de nacht doorbrengt. In andere gevallen wordt er aan het eind van de dag een gezamenlijke bus ingezet om een groep terug te brengen naar hun verblijfadres. 

Er vindt normaliter eerst een eerste gehoor plaats, waarna betrokkene een advocaat te spreken krijgt. Deze advocaat is net als de tolk geen ambtenaar van de IND, maar zelfstandig werkzaam en zet zich onafhankelijk in voor de rechten van de betrokkene. Daarna vindt het tweede gehoor plaats en zo mogelijk zal hem binnen twee weken het besluit worden meegedeeld of hij wel of niet asiel krijgt en dus of hij in Nederland mag blijven, wonen, werken, een leven opbouwen. Door omstandigheden kan de termijn van twee weken wel uitlopen, tot soms zelfs een half jaar. Alles hangt dus af van deze drie gesprekken. Mijn verhalen zijn steeds gebaseerd op één zo’n “gehoor”.

Ieder gehoor begint met vragen aangaande het welbevinden van de betrokkene. Wil hij of zij iets drinken, voelt hij zich goed? Voelt hij zich in staat om dit gesprek nu te hebben? Kan hij de tolk goed verstaan en begrijpen? Hij dient te beseffen dat de tolk onafhankelijk is en geen deel uitmaakt van de IND en geen invloed heeft op de procedure rond zijn asielaanvraag. Als alles bevestigend wordt beantwoord, begint het echte werk. 

Ook aan het eind van ieder gehoor worden vragen gesteld over het welbevinden van de betrokkene: heeft hij de tolk goed kunnen verstaan en begrijpen? Zou hij bij het tweede gehoor misschien, in verband met zijn persoonlijke omstandigheden, liever een mannelijke ambtenaar en een mannelijke tolk wensen, of heeft hij liever dat dit vrouwen zijn, of maakt het hem niet uit? Daarna wordt hem verzocht een reeks documenten te ondertekenen. Hierin verklaart hij onder andere dat hij geen bezwaar heeft dat de IND zijn medische gegevens opvraagt als hij door een arts is onderzocht. Dat een kopie van het rapport over het eerste gehoor naar zijn ambtenaar wordt gezonden, en soms ook naar Vluchtelingenwerk Nederland. Dat er in andere landen wordt geïnformeerd of hij daar misschien ook al asiel heeft aangevraagd. Dat er navraag wordt gedaan of hij criminele antecedenten heeft, ook in andere landen. Dat men bij de politie een kopie van zijn paspoort opvraagt en dat hij weet dat hij zich regelmatig op een zeker adres moet melden (de meldingsplicht)

Het valt mij op dat niet voor alle verklaringen altijd handtekeningen worden gevraagd van de betrokkene, maar dit is typisch zo’n punt waarom ik mij gelukkig prijs dat ik alleen maar de tolk ben en me daarover niet druk hoef te maken.

De Tolken

Voor de tolken is er een aparte tolkenwachtkamer met stoelen, tafels en een kapstok. De tolken hebben toegang tot de warme-drankenautomaat in de hal en tot de kantine, waar zij tegen betaling een goede lunch kunnen nuttigen. Als het even kan, wordt hier groepsgewijs naar toe gegaan, omdat samen de maaltijd gebruiken nou eenmaal prettiger is. Ook komt het voor dat ik gewoon mijn meegebrachte broodjes in de tolkenkamer verorber, met een boek op de tafel voor me. Hier kan tevens de mobiele telefoon worden benut voor het broodnodige contact met de buitenwereld. Wij zijn allen uit de aard van onze werkzaamheden nomofoob (‘nomo’ staat voor no-mobile, nomofobie is dus angst om niet bereikbaar te zijn), omdat onze opdrachten immer per mobiele telefoon binnenkomen, het mobieltje is onze levensader. Er kan in de tolkenkamer worden gediscussieerd met de collega’s. Dit wordt veelvuldig gedaan. Er wordt gesproken over uiteenlopende zaken, zoals de verhalen die wij horen van de asielzoekers, gesprekken over mensensmokkelaars, maar ook de evolutie van de ziel, karma, bestaat reïncarnatie wel of niet, wat vind je van het Europees parlement. Alle onderwerpen waarover mensen soms met elkaar van gedachten willen wisselen. En er wordt regelmatig gelachen. Tolken zijn dus heel gewone mensen, met heel gewone behoeften en heel gewone gedragingen en neigingen.

De vluchtelingen aan het woord

Ghana

Ik kom uit Ghana en ben 34 jaar oud. Ik ben een christen. Hoewel ik een volwassen man ben, ben ik niet in staat om mijn eigen beslissingen te nemen. Mijn vader heeft namelijk altijd alle beslissingen voor mij genomen, zodat ik dat zelf niet heb geleerd.

Mijn vader is een fetisj priester. Wat mijn vader zegt dat doe je eenvoudig. Er is geen andere keus.

Ik heb een kind bij mijn vroegere vriendin, maar ben nooit met haar getrouwd, zij wilde bij haar moeder blijven wonen. Nu is zij wel getrouwd en ik heb mijn dochter al vele jaren niet meer gezien. Ze moet nu dertien jaar oud zijn.

Ik heb nog drie zusters en drie broers, die allemaal jonger zijn dan ik en die bij mijn moeder wonen. Mijn vader heeft nog vier andere vrouwen, bij wie hij ook kinderen heeft, ik weet niet hoe ze heten, hoe oud ze zijn of hoeveel kinderen het zijn.

Toen ik tien jaar oud was, heeft mijn vader mij ingewijd als zijn opvolger. Dat moest, omdat ik zijn oudste zoon ben moest ik hem opvolgen als fetisj priester. 

Ik ben maar enkele jaren naar school geweest en heb geen enkel diploma. Dat komt omdat ik vele jaren met mijn vader samen in de fetisj tempel heb gewerkt en de dingen heb gedaan die een fetisj priester moet doen. Mensen die om raad of om hulp bij ons kwamen gaven ons een vergoeding, vaak was dat een koe of een schaal met eten. Van deze giften leefden wij. Een tijdje heb ik bij mijn oom gewerkt om geld te verdienen. Hij handelde in groenten en fruit. Ik hielp hem met het laden en lossen en het sorteren van het fruit. Toen mijn vader en mijn oom ruzie kregen, ben ik gestopt met dat werk, omdat het van mijn vader niet meer mocht.

Ik ben doodsbang voor mijn vader. Als ik bedenk wat hij zijn eigen broer heeft aangedaan, ik heb het zelf gezien…. Mijn vader heeft mijn oom verlamd gemaakt door middel van voodoo. Zijn eigen broer! Hij heeft gezegd dat hij mij zal doodmaken als ik hem niet wil opvolgen. Mijn vader heeft grote macht.

Ik wil mijn vader niet opvolgen. Ik ben daarom naar de christelijke kerk in Accra gevlucht, waar ik christen ben geworden. Daar heb ik bescherming gekregen en lange tijd woonde ik daar. Omdat ik bang was voor mijn vader, wilde ik het land uit vluchten. Een dame in de christelijke kerk heeft mij geholpen. Ze heeft gezorgd dat ik een paspoort en een visum kreeg en een ticket voor het vliegtuig. Laat u mij de naam van deze dame alstublieft mogen beschermen, zij verdient het niet om in de problemen te komen doordat ze mij heeft geholpen, laat mij haar naam niet hoeven noemen, alstublieft. Ooit zal ik haar terugbetalen, ik weet niet hoeveel het haar heeft gekost, ik weet ook niet waar ik ooit het geld vandaan zal halen, maar ik zal het zeker proberen.

Ik heb geen problemen gehad om op het vliegtuig te stappen op Kotoka International Airport. Het paspoort en het visum waren in orde, het ticket naar Nederland ook, ik vloog met KLM.

Toen ik in Nederland aankwam, hebben mensen mij geholpen aan een adres om te verblijven. Daar heb ik gebruik van gemaakt. Ik had geen inkomsten, dus ik moest maar aannemen wat mensen mij gaven. In Nederland verbleef ik enkele weken bij mensen in huis. Toen is mijn paspoort gestolen, op een dag was het er gewoon niet meer. 

Ik heb niet meteen asiel aangevraagd, omdat ik niet wist dat het nodig was. Ik had geen idee hoe alles hier werkte. Totdat ik werd gearresteerd. Toen heb ik zes weken in de gevangenis gezeten, daar heb ik niet veel meer geleerd dan mensen groeten in het Nederlands. Ook daar hoorde ik niets over dat ik asiel moest aanvragen.

Als ik mijn handtekening zet, wil ik graag mijn eigen naam gebruiken. De naam die ik u eerst heb opgegeven en die in uw papieren staat, is de naam van mijn vader. Dit heb ik gedaan omdat ik hoopte dat mijn vader mij zo met zijn fetisjkrachten niet zou kunnen vinden en treffen. Hij zal namelijk nooit zijn eigen naam gebruiken om zijn fetisjkracht uit te oefenen. Mijn echte naam wil ik nu graag weer gebruiken, omdat ik eerlijk wil zijn en niet langer een schuilnaam wil gebruiken. Ik hoop dat mijn vader mij hier niet zal kunnen vinden, ook niet als ik mijn echte naam gebruik. Het paspoort waarmee ik naar Nederland ben gekomen staat op mijn echte naam.

Omdat ik nu geen paspoort meer heb, kan ik niet bewijzen wat mijn naam is en dat ik uit Ghana kom. Ik bezit een geboortebewijs, maar dat heb ik in Ghana moeten achterlaten, omdat ik niet meer naar het huis van mijn vader kon gaan voordat ik uit het land vluchtte, dat was te gevaarlijk.

Wel kan ik u een boel dingen over Accra vertellen, zodat u weet dat ik de kustplaats en de hoofdstad van Ghana als mijn broekzak ken. Ik kan u vertellen in welke wijk de rijke mensen wonen en dat de arme mensen in het gedeelte bij de kust wonen. Ik kan u zeggen waar het mausoleum is waar de vroegere president van Ghana, Jerry Rawlings, begraven is. Ze zeggen dat je hem daadwerkelijk daar kunt zien liggen. Ik ben niet wezen kijken hoor, maar dat is wat de mensen beweren.

Ook weet ik wie er nu aan de macht is in Ghana, dat is sinds 7 januari 2001 John Agyekum Kufuor. Daarvoor was Jerry Rawlings aan de macht, dat was een slechte man en geen goede leider.

Bent u er nu van overtuigd dat ik uit Ghana kom?

Angola

Ik kom uit Angola. De ambassadeur is niet gemakkelijk in het afgeven van een bewijs dat ik Angolees ben, dat doet hij liever niet. Toch is het zo. 

Zo lang als ik me kan herinneren heb ik in Luanda gewoond, maar ik weet dat ik daar niet geboren ben. Mijn vader of moeder heb ik nooit gekend, ik weet niet wie ze zijn. Ik leefde bij een man die ik ‘Oom’ noemde. Hij had een garage en daar heb ik gewerkt, ik veegde de vloer en soms waste ik autoruiten. Ik ben niet veel naar school geweest en heb alleen wat wiskunde en aardrijkskunde geleerd. Deze Oom was waarschijnlijk familie van mijn vader, want over mijn moeder sprak hij nooit.

Toen ik dertien jaar oud was heeft Oom mij naar Zuid-Afrika gezonden, zodat ik daar naar school kon gaan. Alleen bleek er daar voor mij helemaal geen school te zijn, maar moest ik werken voor een baas. Met mijn lichaam. Daar heb ik wat Engels geleerd. Van de cliënten vooral.

Toen werd ik zwanger en die baas daar, die was steeds boos op mij, omdat ik me slecht voelde en moest overgeven, ook over de cliënten heen, daar was hij erg boos over. Er waren nog enkele meisjes daar, maar ik heb ze nauwelijks gesproken, omdat iedereen steeds maar moest werken, elk in een eigen kamertje. Ze hadden niet hetzelfde kroezende haar als ik, maar ze hadden wel een donker gezicht, als ik het me goed herinner. Maar het is al lang geleden, ik weet het niet zo goed allemaal. Er was toen een andere baas daar en die nam me weleens mee naar buiten om een ijsje te eten. Verder kwam ik nooit buiten. Op een dag nam die andere baas me weer mee om een ijsje te eten, alleen heeft hij me toen geholpen om te vluchten. Hij zette me op het vliegtuig naar Nederland. Hij heeft ook voor een paspoort gezorgd. Op dat paspoort stond dat ik uit Namibië kwam, daarom denkt die ambassadeur dat ik daar vandaan kom, maar dat is niet zo. Hij bracht me in Johannesburg naar het vliegveld, er waren nog vier meisjes bij. Maar toen ik mijn paspoort moest laten zien, zei die meneer achter de balie dat hij het paspoort moest laten controleren en dat ik mee moest. Die man en de meisjes die me naar het vliegveld brachten waren plotseling helemaal nergens meer te zien toen ik werd meegenomen. Er waren zoveel mensen op het vliegveld, ik zag ze nergens. Ook later heb ik ze nooit meer gezien. Ik werd in een kamertje gezet, dat duurde een dag en een nacht en daarna ben ik naar de gevangenis gebracht, waar ik lange tijd moest blijven.

Maar mijn ticket was goed en daarom mocht ik na een poos toch met het vliegtuig naar Nederland. Ik wilde eigenlijk naar Ierland, omdat ik dacht dat ik daar veilig zou zijn, maar daar is het niet meer van gekomen. Toen ik in Nederland aankwam, ben ik op Schiphol naar het asielzoekerscentrum gebracht en er moest een dokter komen omdat ik zoveel pijn had en me slecht voelde. De dokter zei dat ik een abortus kon laten doen, maar dat ik dan wel dood kon gaan. Daarom heb ik dat niet gedaan. Ik ben naar het ziekenhuis gebracht en daar is mijn dochter geboren, Miriam heet zij. Het gaat goed met haar, ze gaat hier naar school en heeft veel vriendjes en vriendinnetjes. 

We wonen in bij een mevrouw, waar we een kleine kamer hebben, mijn dochter en ik. Ze gaat veel naar de dagopvang, omdat ik moet werken en ook naar school ga. Ik wil als een goede moeder voor haar kunnen zorgen, daarom doe ik mijn best om te leren en verder te komen, zodat ik straks zelf alles kan betalen wat mijn kind en ik nodig hebben, kleding en eten en de huur voor onze kamer.

Als u zegt dat ik naar Angola terug moet, zal dat een groot probleem zijn: Oom zal mij dan gemakkelijk weer vinden en dan stuurt hij me gewoon weer naar Zuid-Afrika om daar te werken als prostituee. Als ik in een andere streek van Angola zou gaan wonen, zal ik door de gemeenschap niet geaccepteerd worden omdat ik een alleenstaande moeder met een kind ben. Ze zullen vragen, hoe kom jij aan dat kind? Dat wordt daar niet getolereerd. Bovendien zou ik dan Portugees moeten spreken en dat kan ik niet. Ik zou het kunnen leren, want ik leer snel, maar ze zouden toch aan mijn spraak horen dat ik daar niet vandaan kom. Ze zullen zich afvragen wat ik daar dan wel wil komen doen. Ik ken er niemand, ik heb er geen familie, niks, niemand die me kan helpen of steunen. Ik zou me daar geen raad weten.

Als ik in Nederland mag blijven zal ik mijn uiterste best doen om te laten zien dat ik hard wil leren om straks mijn eigen geld te kunnen verdienen en dat ik me in deze maatschappij kan aanpassen en goed voor mijn dochter kan zorgen. En ik zou dankbaar zijn.

Liberia

“Ik ben in Liberia geboren. Mijn ouders kwamen om toen ik veertien was, er viel een raket op ons huis en mijn beide ouders kwamen om. Het was daar toen oorlog, weet u? Sindsdien heb ik gewoond bij mijn tante en oom.

Voordat mijn ouders omkwamen wilde mijn vader al dat ik besneden zou worden. Dat betekent dat je clitoris wordt weggesneden. Dit wordt gedaan bij alle meisjes van veertien, vijftien en zestien jaar en is niet alleen gruwelijk pijnlijk, maar ook nog eens een keer levensgevaarlijk, omdat je dan erg veel bloed verliest. Het wordt gedaan op een geheime plaats ver weg in de bush. De mannen van ons dorp willen dat dit bij alle meisjes wordt gedaan, ze zeggen dat je anders niet in de moslimgemeenschap kan worden opgenomen.

Mijn moeder was tegen die besnijdenis, ook omdat de scheermesjes waarmee dat wordt gedaan niet goed worden gereinigd en vaak bot zijn, omdat vijf of zes meisjes met hetzelfde mesje worden besneden. Zelf ben ik er ook tegen, omdat ik er het nut niet van inzie om levensgevaarlijk verwond te worden om geen enkele andere reden dan voor het plezier van een man. Maar daar waar ik leefde, daar heb je als meisje of vrouw helemaal niets te vertellen, jouw mening doet er niet toe. De mannen bepalen wat er met je gebeurt en wat jij wel of niet moet doen of denken.

Toen de afspraak was gemaakt dat ik de bush in zou gaan om besneden te worden, bleek ik die dag te menstrueren. Daarom ging het niet door, omdat ik dan te veel bloed zou verliezen. Toen er een tijd later weer een afspraak was gemaakt voor de besnijdenis, heeft mijn moeder mij verborgen gehouden, totdat die persoon die het zou doen, weer was vertrokken. Mijn vader was woedend, maar het echte gevaar was voorlopig even weg.

Daarna is die raket op ons huis gevallen, zodat mijn vader en moeder dood gingen, waarna ik bij mijn tante en oom ging wonen. Mijn oom wilde ook dat ik besneden zou worden, omdat ik anders niet in de moslimgemeenschap van ons dorp kon worden opgenomen. Het is een aantal malen nog weer gebeurd dat ik besneden zou worden, maar ook mijn tante hielp mij door me te verbergen, zodat het niet door kon gaan.

Toen ik veertien was ben ik uitgehuwelijkt aan een oude man. Deze man wilde ook dat ik besneden zou worden. Als dat niet gebeurde, beschouwde hij mij als een hoer. Wel heeft hij seks met mij gehad, omdat ik immers met hem was getrouwd. 

Weer zou de persoon een keer komen voor de besnijdenis, maar mijn tante heeft mij bij een vriendin gebracht, zodat ik afwezig was en op de afgesproken tijd niet in de bush zou zijn.

Direct daarna is mijn tante met mij gevlucht naar Guinee, naar een dorpje net over de grens. Daar hebben wij een tijdje gewoond, maar mijn tante wilde toch weer terug naar Liberia en haar man, daarom heeft ze me geholpen om te vluchten. Ik ben met het vliegtuig naar Engeland gegaan. Daar werd ik bij een advocaat gebracht. Ik heb toen aan die advocaat mijn verhaal verteld, maar die zei dat hij niets voor mij kon doen. Daar stond ik dan. In een vreemd land, zonder hulp, zonder geld. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik was ten einde raad. Daarom heb ik de advocaat maar gevraagd mij te helpen, zodat ik terug kon naar Liberia. Ik ben met het vliegtuig teruggegaan, zodat ik weer terugkwam bij de oude man met wie ik gedwongen was getrouwd.

Na enige tijd wilden mijn oom en de oude man opnieuw mij dwingen om te worden besneden. Daarom ben ik weer gevlucht, ook nu weer kreeg ik hulp van mijn tante. Zij heeft mij toen bij een vriend gebracht, John, dit was ook een zwarte man. Hij zou mij helpen en dat heeft hij ook gedaan. 

We waren een keer een hele dag weg geweest om eten en dergelijke dingen te kopen en toen we weer thuis kwamen in het huis van deze vriend, kwamen er mensen die daar vlakbij woonden. Zij vertelden dat ze gezien hadden dat mijn oom was gekomen om mij te zoeken. Ik denk dat iemand in die buurt mij heeft herkend en aan mijn oom heeft verteld:“Je dochter woont daar en daar”. Bij ons zeggen ze “je dochter” als je bij iemands familie hoort.

Die avond zei John tegen mij dat ik moest vluchten, het land uit met het vliegtuig. Hij heeft me meegenomen om een foto te laten maken. Daarmee heeft hij voor mij een paspoort aangevraagd. Op een dag kwamen er twee mannen bij hem, dat waren twee blanke mannen. Zij hielpen mij om het land uit te vluchten. Ze gingen mee met mij in het vliegtuig, maar ik wist niet waar het vliegtuig heen ging. Ik wist niet dat ik naar Nederland ging.

Toen we eindelijk uit het vliegtuig waren, hebben we in een auto gereden, een hele dag. Ik heb geen idee waar we heen gingen, het was erg ver.

We kwamen de volgende dag bij een huis. Daar gingen we naar binnen en een man wees mij mijn kamertje. Dat is jouw kamer, zei hij. 

Toen kwamen er elke nacht mannen in mijn kamertje en die hadden seks met mij. Sommigen gebruikten een condoom, maar sommigen deden dat niet. Sommigen deden het in mijn vagina, anderen in mijn anus.”

Betrokkene huilt geluidloos. Ze veegt haar tranen weg met haar mouw. Ze snottert en krijgt een papieren zakdoekje aangereikt, snuit haar neus en vervolgt haar relaas.

“Een keer werd ik meegenomen door de twee mannen die me daar hadden gebracht, we gingen kleren kopen. In die winkel was een afdeling voor mannen en een afdeling voor vrouwen. Die twee mannen gingen voor zichzelf naar de mannenafdeling om daar kleren voor zichzelf uit te zoeken en ze lieten mij op de vrouwenafdeling om kleren uit te zoeken. Toen is het me gelukt om te vluchten, want ze letten even niet op mij. Ik heb heel hard gehold, de winkel uit, het winkelcentrum uit, door een heleboel straten heb ik gehold. Er waren mensen die wat tegen me zeiden, maar ik reageerde nergens op, ik vertrouwde niemand. Nadat ik heel lang had gehold, heb ik me verstopt achter een groot restaurant, tussen een rij afvalcontainers. Daar ben ik heel lang gebleven, niemand kon me daar vinden. Pas toen het avond was, kwam ik voorzichtig tevoorschijn. Ik ben gaan lopen en lopen en lopen, totdat ik doodmoe was. Toen was daar een zwarte man, die mij vroeg of ik soms hulp nodig had. Maar ik zei dat ik hem niet vertrouwde, dat ik niemand vertrouwde. De man hield vol en zei dat hij mij kon helpen als ik in zijn auto stapte. Ik wilde dat niet en wilde doorlopen, maar hij bleef mij volgen en na een poosje dacht ik dat ik geen keus had, want waar kon ik heen, ik wist het niet. Toen ben ik toch in zijn auto gestapt. Toen ging hij rijden, dat was ook weer heel ver, totdat hij bij een huis kwam en zei dat we gingen uitstappen. Ik zei dat ik niet in dat huis naar binnen wilde, want dat ik niemand vertrouwde, ook hem niet. Hij zei:”Je hoeft niet bang te zijn, je hoeft alleen maar te wachten tot morgenochtend, er gebeurt niets met jou vannacht.” 

Die nacht heb ik in en stoel gezeten en gewacht en gewacht en misschien ook een beetje geslapen, tot de volgende morgen. De man heeft mij niet aangeraakt, niet één keer (betrokkene steekt haar wijsvinger omhoog om dit te onderstrepen). Daarna gingen we weg met de auto en we reden weer een heel eind, ik weet echt niet waar ik was. Toen was er een kruispunt en daar heeft hij me uit de auto gezet. Hij zei dat ik alsmaar recht door moest lopen totdat ik een hek zag en daar moest ik aanbellen. Dat heb ik gedaan.

Er waren daar mensen in uniform, die hebben me binnengelaten en allerlei vragen gesteld en ik moest daar blijven. Maar dat was nog niet het asielzoekerscentrum, volgens mij. Of toch? Ik weet het niet zeker. In elk geval ben ik na een week ergens anders heen gebracht en toen hebben ze mij gezegd dat ik asiel moest aanvragen en dat heb ik gedaan. Dat is nu alweer drie maanden geleden, al die tijd heb ik in het detentiecentrum doorgebracht.

Omdat sommige mannen geen condoom gebruikten in dat huis waar die twee mannen me heen hadden gebracht, ben ik door een dokter onderzocht op chlamydia. Over drie weken krijg ik nog een aidstest. 

Als ik terug zou moeten naar mijn geboorteland, weet ik zeker dat mijn oom en de oude man me weer weten te vinden en dat mijn leven niet veilig is. In een ander land dan Liberia gaan wonen zou erg moeilijk voor mij zijn, omdat ze daar Frans spreken, wat ik niet kan, en omdat ik er niemand ken.

Ghana

In 2002 kwam ik van Ghana naar Kopenhagen, omdat ik daar een cursus kon volgen, een verkooptraining om schuifdeursystemen en zonweringen te leren opmeten, monteren en verkopen. Dit was zo afgesproken met een uitzendbureau waarvoor ik wilde gaan werken, zij zouden de cursus voor me organiseren en betalen, daar stond tegenover dat ik minimaal twee jaar voor hen zou blijven werken.

Mijn ouders hebben mij altijd gestimuleerd om verder te leren. Mijn vader werkte als arbeider in de landbouw. Mijn moeder is altijd huisvrouw geweest, zij kwam trouwens uit een andere stam dan mijn vader. Mijn ouders hebben mij altijd ondersteund, ook tijdens mijn middelbare school en ook tijdens mijn opleiding tot technicus. Ze vonden dat ik verder moest in het leven, zodat ik het beter zou krijgen dan zij het altijd hebben gehad. Ik verdiende zelf niet echt veel geld om van te leven. Het enige wat ik in die tijd deed was samen met mijn vriend water halen bij de put. Dat bevroren wij dan in de vriezer en vervolgens verkochten we het als ijs. Zo verdienden wij een zakcentje.

In Ghana was ik Rooms Katholiek, maar sinds ik in Europa woon ben ik lid van de Pinkstergemeente. 

Na mijn middelbare school in Ghana en de opleiding tot technicus, meende ik verder te kunnen komen in de wereld, door de aanbieding van het uitzendbureau aan te nemen. Zodoende vloog ik samen met een chef van het uitzendbureau naar Kopenhagen. De baas van het uitzendbureau zou eigenlijk ook mee komen in het vliegtuig, maar die kwam niet opdagen op de luchthaven, zodat wij met ons tweeën vlogen, in plaats van met zijn drieën. We vlogen via Milaan in Italië en daarna door naar Kopenhagen.

Een vriend van mij was in Nederland en ik wilde hem bezoeken, want hij had foto’s voor me, die ik bij hem wilde ophalen. Direct toen we in Kopenhagen waren, kocht ik een treinkaartje om even op en neer te gaan naar Den Haag in Nederland om de vriend met de foto’s te bezoeken, met het plan om de volgende dag weer terug naar Kopenhagen te komen. Dat liep even anders. 

In Nederland aangekomen vroeg ik mijn vriend om voor mij naar Ghana te telefoneren, om mijn ouders te laten weten dat ik veilig in Europa was aangekomen en dat alles OK was met mij. Nu moet u weten dat in Ghana niet iedereen telefoon of mobiele telefoon heeft. Je belt dus naar een openbare telefoon, die als je geluk hebt door iemand wordt opgenomen. Nadat er iemand de telefoon heeft beantwoord, wacht je een half uur totdat die persoon terugkomt met nieuws van degene die je wilde spreken, of zelfs met die persoon zelf. Toen die persoon terugkwam, kreeg ik te horen dat mijn ouders waren overvallen en allebei waren gedood. Mijn enige broer, die ongeveer vier jaar jonger is dan ik, was op het moment van de overval ook thuis bij mijn ouders. Hij is ook gedood. 

Toen kon ik het niet meer opbrengen om terug te gaan naar Kopenhagen. Het was een moeilijke tijd voor me, begrijpt u dat? Daarom heb ik niet eerder dan vandaag asiel aangevraagd. Dat komt ook omdat ik de advocaat die ik sprak niets heb verteld over de situatie in Ghana. Die advocaat kwam mij helpen toen ik door de politie werd gearresteerd. Zij hadden mijn paspoort ingenomen, omdat ik geen verblijfsvergunning had. Ik wist niet dat ik die nodig had, ik heb de advocaat gevraagd mij hiermee te helpen. Hij heeft mij toen geholpen om deze verblijfsvergunning te krijgen, maar ik had niet begrepen dat die maar tijdelijk geldig is. Ik dacht dat ik hiermee gewoon hier kon blijven wonen en werk kon zoeken, zodat ik in een veilig land een leven kon opbouwen. 

Vele jaren heb ik bij verschillende vrienden gewoond, daarom zijn mijn spullen niet bij elkaar op een adres. Op elk adres waar ik heb gelogeerd ligt wel iets van mij. Ik weet daarom ook niet waar mijn vliegtuigticket is, zodat ik aan u kan bewijzen dat ik van Ghana naar Kopenhagen ben gevlogen, via Milaan in Italië. Ik verblijf bij verschillende vrienden, die erop vertrouwen dat wat zij me nu geven aan eten en kleding, dat ik dat terug zal betalen als ik eenmaal een baan heb waar ik voldoende mee verdien.

Er was drie jaar geleden een congres van de Pinkstergemeente, waar ik inmiddels lid van was geworden. Daar leerde ik een meisje kennen, Françoise heet ze, ik beschouw haar als mijn vriendin, maar we zijn niet met elkaar getrouwd. Zij kreeg na 9 maanden een baby, maar ik weet niet zeker of dit ook mijn kind is… Het is een meisje, zij is nu bijna twee jaar oud. Maria heet ze. Deze vriendin woont in Frankrijk en kort geleden wilde ik naar haar toe om te helpen haar huis te schilderen. Helaas ben ik op die reis gearresteerd, zodat ik haar niet heb kunnen helpen, ik heb Frankrijk niet bereikt, omdat mijn tijdelijke verblijfsvergunning was verlopen, hoewel ik dat zelf niet had begrepen … en daarom zit ik hier. 

Zimbabwe en Zuid-Afrika

Zuid-Afrika

In 2000 ben ik met mijn moeder en mijn twee broers uit Zimbabwe naar Zuid-Afrika gevlucht, in verband met de slechte situatie in het land. De mensen, ook de familie van mijn moeder, keurden de relatie van mijn moeder af en bedreigden ons, daarom konden we niet in Zimbabwe blijven. Mijn broers en ik zijn namelijk de bastaardkinderen van een blanke Zuid-Afrikaan, die een relatie had met onze moeder, maar niet met haar kon trouwen omdat hij al getrouwd was. Hij had ergens anders een vrouw en vier wettige kinderen, hij was een rijke boer met veel eigen land. Wel heeft hij mijn moeder en ons in Zimbabwe een stuk land met daarop een bungalow nagelaten. 

Tot aan zijn dood heeft hij mensen betaald om te zorgen dat het huis en het land in goede staat bleven totdat wij het konden erven. Hij stierf in 2000. 

Wij kregen geen van drieën een geboortecertificaat, omdat onze biologische vader ons niet wilde of kon erkennen. Later had mijn moeder een andere vriend, zeg maar onze stiefvader, hoewel hij nooit met mijn moeder is getrouwd. Hij heeft ons zijn achternaam gegeven, zodat wij eindelijk als kinderen van mijn moeder konden worden ingeschreven. Daarom staat zijn achternaam op het document dat hier op tafel ligt. Het is een soort van identiteitskaart. Er staat op dat ik Zuid-Afrikaans ben, maar dat ben ik niet, ik weet heel zeker dat ik in Zimbabwe ben geboren. Er moest wel op komen te staan dat ik in Zuid-Afrika was geboren, omdat wij daar toen woonden en omdat mijn moeders vriend in Zuid-Afrika woonde en daar stond geregistreerd. Ik weet niet hoe het inschrijven in zijn werk ging, onze stiefvader heeft dit allemaal voor ons gedaan, ik was er niet bij. Op mijn document hier kan later een rijbewijs worden bijgeschreven. Omdat er hier achter “rijbewijs” niet mijn gegevens staan ingevuld, kunt u zien dat ik geen rijbewijs heb. De relatie tussen mijn moeder en onze stiefvader is echter beëindigd voordat mijn moeder terug ging naar Zimbabwe.

Zimbabwe

In 2008 ging mijn moeder met mijn broers terug naar Zimbabwe, naar dat land met dat huis dat wij van onze biologische vader hebben geërfd. Ik bleef achter in het huis in Zuid-Afrika, om op het huis te passen, er moest iemand daar blijven, omdat we het huis kwijt zouden raken als er niemand in woonde. Mijn broers moesten beiden met mijn moeder mee naar Zimbabwe, omdat zij altijd raad weten als er iets gedaan moet worden. 

Twee dagen nadat mijn moeder en broers in het huis in Zimbabwe waren aangekomen, zijn er mensen van de regering gekomen en zij hebben het eigendomscertificaat, waaruit bleek dat mijn moeder eigenaar was, van haar afgenomen. Zij hebben hen uit het huis en van het landgoed weggejaagd en gedreigd dat ze nooit meer terug moesten komen, anders zouden ze hen vermoorden. De gouverneur van het district eiste namelijk het land op. En dat terwijl onze vader het ons had nagelaten. Het was een behoorlijk groot stuk grond, maar hoe groot precies dat weet ik niet, omdat ik er nooit zelf ben geweest. Er moet nog ergens een register zijn, waar en hoe weet ik niet, waaruit blijkt dat het ons huis en ons land is. Dus als de nieuwe premier meer macht krijgt, kan het nog altijd bewezen worden, maar zover is het nog niet. Mijn oudste broer liet mij in die tijd steeds weten wat er allemaal gebeurde, we hadden contact via de telefoon. Hij heeft mij op een dag ook laten weten dat onze moeder in Zimbabwe is gestorven, nadat ze ziek was geworden.

Zuid-Afrika

Vanaf dat ik heel jong was heb ik geleerd om mensen hun haar te doen en toen ik ouder werd heb ik mijn boterham verdiend als kapster. Ik ben dat altijd blijven doen. Maar toen de mensen in Zuid-Afrika ontdekten dat ik Zimbabwaans ben, bleven ze weg. Nogmaals: wij maakten er nooit een geheim van waar we vandaan kwamen. Ze dachten dat ik wel terug zou gaan naar Zimbabwe als ik in Zuid-Afrika geen inkomen meer had.

Na enige tijd is ons huis, waar ik op dat moment alleen in woonde, in brand gestoken en heb ik alles achter moeten laten om niet zelf in de vlammen om te komen. Ik heb heel ver en heel hard gerend, omdat ik bang was dat de daders mij zouden vinden en mij alsnog zouden vermoorden. Ik ben toen alles wat ik had kwijt geraakt. Ook heb ik sinds die dag geen contact meer gehad met mijn broers, omdat ik geen telefoon meer had. Ik weet dus niet waar ze zijn of hoe het met hen gaat en zij weten dus ook niet waar ik ben en hoe het met mij gaat.

Veel mensen die uit Zimbabwe kwamen, sliepen ’s nachts niet in hun eigen huis, omdat ze wisten dat de huizen van Zimbabwanen vaak in brand werden gestoken. Ze wilden niet in de vlammen omkomen en sliepen ergens anders om veilig te zijn. Het was gewoon bekend dat wij uit Zimbabwe kwamen, we maakten er geen geheim van, maar aan ons uiterlijk kun je dat niet zien.

Met een oude vriend van de familie ben ik twee dagen later bij de politie aangifte gaan doen van de brand. De politieman aan wie ik het allemaal vertelde, wist al dat de brand was geweest, dus hij had me al verwacht. De politie heeft helemaal niets gedaan om de daders te vinden, ze zijn ook niet eens naar het huis gekomen om te kijken of het wel waar was wat ik vertelde van die brand. Nee, de politie toonde totaal geen sympathie of medeleven voor mij omdat ik door de brand alles was verloren en helemaal niets meer had, behalve de kleren die ik aan had.

Daarna logeerde ik een poos bij die oude familievriend. Deze man heeft mij later aan reisdocumenten geholpen en is zelfs met mij meegereisd naar Nederland. Hier heeft hij niets voor terugverlangd. Het reisdocument heeft hij weer mee teruggenomen, om aan mijn broers te kunnen bewijzen dat hij mij netjes en veilig in Nederland heeft gebracht en mij niet bijvoorbeeld heeft verkocht aan mensenhandelaren. Als mijn broers ooit teruggaan naar Zuid-Afrika, zullen ze ontdekken dat ons huis is afgebrand en er helemaal niet meer is. Dan zullen ze zeker op zoek gaan naar de oude vriend van de familie, dat is het meest logische dat ze kunnen doen en dan kan hij hen vertellen dat hij mij veilig in Nederland heeft gebracht.

Nederland

Ik weet niet waar mijn broers zijn, want sinds ik in Nederland ben, heb ik geen contact met ze gehad, met niemand in Zimbabwe of Zuid-Afrika trouwens. Ook niet met de oude vriend die mij heeft geholpen, ik had van hem geen gegevens, ook geen telefoonnummer. Ik kon niet bij hem blijven wonen, hij heeft ook zijn eigen leven, zijn gezin en zo. 

Nu is de vrouw van de nieuwe premier dood. Wij – dat is mensen uit Zimbabwe – denken dat het auto-ongeluk waarbij zij omkwam misschien wel geen ongeluk, maar opzet is geweest, omdat de nieuwe premier Tsvangirai, die hierbij ook gewond raakte, een eind wilde maken aan alle corruptie in het land en alle mensen hun eigen land wilde gaan teruggeven. Dat zou heel misschien betekenen dat ik dan weer in Zimbabwe zou kunnen wonen, maar dit weet ik niet zeker, omdat de nieuwe premier wel heeft gezworen dat hij dit zou gaan doen, maar het is nog niet gebeurd. Ik ben er niet zeker van dat het hem uiteindelijk zal lukken. Ik verdiep me niet heel erg in de gebeurtenissen in Zimbabwe, omdat het me teveel pijn doet om te worden herinnerd aan alles wat er is gebeurd, zodat ik niet alles weet wat er de laatste tijd is gebeurd.

Voorlopig kan ik zeker niet naar Zimbabwe, omdat wij daar worden bedreigd. Wij zijn halfbloed kinderen van een Zuid-Afrikaanse vader en een Zimbabwaanse moeder en daarom moeten ze ons daar niet. In Zuid-Afrika is het net andersom: omdat we Zimbabwaans zijn, zeggen ze daar: jullie zijn met duizenden Zimbabwanen, wij kunnen jullie niet allemaal bescherming bieden. Ik denk dat ze het wel kunnen, ze hebben volgens mij wel de capaciteit en de mogelijkheid, maar ze hebben er gewoon geen zin in.

Daarom heeft die vriend van de familie mij naar het AZC in Ter Apel gebracht. Momenteel zit ik in het AZC in Delfzijl, dat is een hele dag reizen hier vandaan. Echt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat ben ik onderweg om er te komen met de bus en de trein. Ik weet niet hoe dat moet, als ik hier straks om vier uur weg mag, want ik ben niet voor de avond terug in Delfzijl. Waar moet ik dan slapen?

Kameroen

Ik heb een posttraumatische stressstoornis1).  Ik ben als klein kind seksueel misbruikt en lijd nog altijd onder de vele pijnlijke gevolgen daarvan. Vorig jaar heb ik op medische gronden een verblijfsvergunning aangevraagd, maar deze is helaas afgewezen. En dat terwijl ik lijd aan een bipolaire stoornis2), naast de eeuwige verschrikkelijke pijn in mijn benen. Ik heb een heel goede en lieve vriend hier in Nederland, die goed voor mij zorgt, die mij helpt om mijn schoenen aan te trekken. Hij is bereid om dat nog vele jaren voor mij te doen. Ook ben ik onder behandeling van een psychiater, in verband met mijn black-outs in combinatie met het snelle bewegen van mijn ogen, waar ik gek van word.

Doordat ik meerdere stoornissen heb, moet ik verschillende medicijnen gebruiken, maar die verdragen elkaar niet, dus de dokter is nog aan het bestuderen hoe dit moet worden opgelost. 

Naast al deze problemen ben ik ook homoseksueel. In Kameroen kon ik dat tegen niemand zeggen, maar mijn moeder heb ik erover in vertrouwen genomen en zij heeft het geaccepteerd. Alleen is mijn moeder kort daarna helaas overleden. In Kameroen wordt homoseksualiteit namelijk absoluut niet getolereerd, daarom zei mijn moeder dat ik naar een land moest verhuizen waar de mensen vrijere opvattingen hebben, zodat ik mezelf kan zijn en zonder bedreigingen kan leven. Ik woon momenteel dicht bij de kliniek. Als mijn vriend een dokter of verpleegster belt, zijn zij binnen vijf minuten bij mij om mij te helpen. 

Toen ik de eerste keer hier in Nederland een black-out kreeg, heeft mijn vriend mijn broer gebeld en die is toen gekomen, hij was oprecht bezorgd. Mijn vriend vertelde hem toen dat ik homoseksueel ben. Het was nooit mijn bedoeling om mijn broer dit te vertellen, maar mijn vriend wist dat niet.

Ik had altijd een goede band met mijn broer gehad, hij was echt altijd goed voor me geweest, we gingen als goede broers met elkaar om. Maar toen hij dit van mij hoorde, vond er een totale verschuiving plaats in zijn denken: hij wilde nooit meer iets met mij te maken hebben, hij wenste geen homoseksueel in zijn familie te hebben. Ik heb hem daarna nooit meer gezien.

Onlangs heb ik weer een black-out gehad en heb ik een televisietoestel zomaar opgepakt en toen op de grond kapot gesmeten, terwijl ik geen idee had dat ik dat deed.

Omdat de medicijnen die ik nodig heb niet met elkaar combineren, moet er een nieuwe aanpak worden gevonden en die is er nog niet.

Mijn advocaat heeft een bezwaar ingediend tegen de afwijzing van het verzoek om een verblijfsvergunning, omdat ik onmogelijk naar Kameroen kan in mijn toestand. Ik kan geen twee uren zitten in een auto of vliegtuig. Door het vele bewegen en schudden krimp ik voortdurend ineen van de pijn. Ik kan mijn knie niet strekken of buigen, hoe kan ik dan naar Kameroen reizen? Mijn advocaat zal nu een nieuw medisch advies vragen en in afwachting daarvan hoop ik dat er besloten wordt dat ik toch op medische gronden in Nederland mag blijven.

In Kameroen zijn er drie psychiaters op 18 miljoen mensen. De manier waarop ik hier medisch en psychiatrisch wordt verzorgd zou in Kameroen ten enenmale onmogelijk zijn. Als ik daar een black-out krijg, zou het uren duren voordat er iemand komt om me te helpen, als er al iemand komt. Ook heb ik daar niemand die voor me zorgt, omdat mijn vader en mijn moeder beiden zijn overleden. Er is dus niemand die voor mij een dokter kan roepen. Hier heb ik gelukkig deze hele lieve vriend die dit allemaal voor mij doet.

Bovendien kan ik onmogelijk leven in een gemeenschap waar homoseksualiteit door niemand wordt getolereerd. Ik hoop niet dat ik nog een keer naar dit kantoor hoef te komen voor een volgend gesprek, want de reis hierheen is een buitengewoon pijnlijke ervaring voor mij. Ik zou het erg fijn vinden als mijn advocaat dat namens mij wil doen, als er nog een volgend gesprek nodig is.

1) In Nederland was het vooral de psychiater Bastiaans, die bekend werd met zijn hulp aan de overlevenden van de Duitse concentratiekampen. Al die kampslachtoffers hadden de meest vreselijke dingen gezien en meegemaakt, ze waren gemarteld, vernederd, hadden aan onvoorstelbare terreur blootgestaan, mensen (soms vrienden of familie) zien doodgaan en waren zelf soms bijna dood geweest. Het bleek dat velen van hen redelijk tot goed functioneerden en schijnbaar weinig klachten hadden. Geleidelijk ontstonden er wel degelijk vrij ernstige klachten. Die klachten vertoonden steeds een grote overeenkomst: er was sprake van herbeleving van het trauma, vermijding van alles wat aan het trauma deed denken en symptomen die wezen op een verhoogde prikkelbaarheid. Uiteindelijk werden die klachten samengevat onder de naam KZ-syndroom of concentratiekampsyndroom (in het Engels: survivor syndrome). Geleidelijk werd duidelijk dat deze klachten vaak optreden na een zeer ernstige traumatische ervaring (seksueel geweld, natuurramp, overval, vliegrampen etc.) en er werd internationaal gekozen voor de naam posttraumatische stressstoornis (PTSS). 

[bron: http://www.hulpgids.nl].

2) Een bipolaire stoornis wordt gekenmerkt door het herhaald optreden van episoden met heftige en extreme stemmingschommelingen. De stemming is dan gedurende een langere periode wisselend of zeer laag (depressief) of zeer uitgelaten (manisch of hypomaan) of soms gelijktijdig manisch en depressief (gemengde episode). De episoden kunnen geïsoleerd optreden, dat wil zeggen dat ze worden afgewisseld door episoden van normale stemming, maar kan ook direct in elkaar overgaan. De depressieve fase duurt gemiddeld drie maanden, de manische fase één maand.

De oorzaak van BPS lijkt een samenspel van genetische kwetsbaarheid, factoren in de ontwikkeling van het individu en uitlokkende psychosociale factoren voorafgaand aan een episode. Episoden kunnen optreden na een stressvolle gebeurtenis, maar ook zonder duidelijke aanleiding. Veranderingen in het circadiane (24-uurs) ritme, bijvoorbeeld door ploegendiensten, doorwaakte nachten en jetlag, kunnen manische decompensaties in de hand werken. Stemmingsepisoden kunnen ook uitgelokt worden door een lichamelijke ziekte of het gebruik van alcohol, drugs of geneesmiddelen. 

[bron: http://www.hulpgids.nl].

Nederland

Betrokkene is een grote man met zeer regelmatige gelaatstrekken en een lichtbruine huid. Het is die huidskleur waarbij men zich verbaasd kan afvragen waarom zo iemand dan toch een “black man” heet te zijn. Hij draagt een opvallend, goudkleurig horloge en een brede goudkleurige ring aan zijn rechterhand. Zijn kleding is netjes, verzorgd.

Zijn land van herkomst is mij onbekend, maar het kan ieder land zijn. Zijn probleem ligt evenwel uitsluitend in Nederland. Hij toont een aantal zeer beduimelde visitekaarten van advocaten en van iemand bij het CWI. Ik lees de namen van zijn contactpersonen voor aan de ambtenaren van IND.

“Ik heb wel drie advocaten. Eentje helpt mij bij de rechtbank voor de omgangsregeling. Eentje helpt mij bij de kinderbescherming, en eentje helpt mij om hier bij IND een nieuwe verblijfsvergunning te krijgen. Ik had een verlenging aangevraagd, maar die is afgewezen. De advocaat heeft toen een bezwaarschrift ingediend. En daarom zit ik nu hier bij u.

Mijn dochter woont in Nederland, daarom heb ik dringend een verblijfsvergunning nodig, om bij mijn dochter in de buurt te kunnen zijn. 

Haar moeder laat mij niet toe bij mijn dochter. Als ik vraag of ik mijn dochter mag zien, via chatten op de computer bij het CWI, zegt ze soms: “Ja het is goed,” maar even later is het weer “nee, het kan niet”, steeds kan het niet, altijd komt er wat tussen. Ze stuurt me wel foto’s van de kinderen via internet – zij heeft zelf nog twee andere kinderen. Ik heb alle foto’s van het kerstfeest en andere bijzondere dagen. Ik zal mijn advocaat vragen om de foto’s aan u door te sturen, zodat u ze kunt zien.

Bij het CWI ben ik erg bekend, omdat ik er minstens tweemaal per week kom om een baan te zoeken. De mevrouw die mijn contactpersoon daar is, kan u precies vertellen hoe vaak ik kom. Ze is nu bezig om voor mij te regelen dat ik een cursus vorkheftruckchauffeur kan volgen, zodat ik niet die heel zware lasten van veertig of vijftig kilo hoef te tillen, wat ik niet meer kan omdat ik een hernia heb. 

Ik had een verblijfsvergunning, maar die is verlopen. Mijn advocaat heeft gezegd dat als de rechter mij recht geeft op een omgangsregeling met mijn dochter, dan zal het krijgen van een nieuwe verblijfsvergunning gemakkelijker en sneller gaan. Dit heeft allemaal ook te maken met de raad voor de kinderbescherming, die bepalen moet of het goed voor haar is als zij haar vader regelmatig ontmoet, dus daar moet ik ook nog op wachten.

De moeder van mijn dochter is zo agressief. 

Ik haat agressie. 

Vroeger, als kinderen bij ons thuis, hebben wij allemaal geleden onder de agressie van onze ouders. Het huwelijk van mijn ouders was slecht, er was altijd agressie. In mijn jeugd had ik dat en met de moeder van mijn dochter had ik het weer. 

Die agressie. 

Vreselijk vind ik het.

De moeder van mijn dochter wil mij treffen door mij te raken op mijn zwakke plek: het feit dat ik mijn dochter zo vreselijk mis. Ik hou ontzettend van haar en het doet me heel erg pijn dat ik haar niet te zien krijg. Het is een vorm van wraak, of jaloezie misschien. 

Via familie en bekenden heb ik gehoord dat zij een nieuwe boy-friend heeft. 

Daarom snap ik niet waarom ze mij nog altijd pijn wil doen.

Toen we samen waren was het een heel benauwende relatie. 

Ze kon niets doen zonder mij, alles moesten we samen doen. 

Ik stikte zowat in die relatie. 

Daarom is het mis gegaan. 

Daarom ben ik bij haar weggegaan. 

Toen ik nog een baan had, heb ik trouw elke maand € 165,– betaald als bijdrage in de kosten voor mijn dochter. Nu heb ik geen baan, dus kan ik dat niet betalen, maar als ik straks weer werk heb, zal ik zeker weer maandelijks gaan bijdragen. Alleen moet ik eerst nog de cursus doen voor vorkheftruckchauffeur. Ik leef nu van een kleine uitkering van het CWI, daar kan ik echt niet van leven, ik moet huur betalen, gas en water, verzekeringen enzovoorts, ik kan er niet van rondkomen. Dat is ook een belangrijke reden waarom ik zo vaak bij het CWI kom. Ik heb dringend een baan nodig. 

In juni vorig jaar is mijn dochter zeven jaar geworden. Ik had haar een cadeautje gestuurd, maar haar moeder zei tegen me dat het waardeloos was, het had “maar tien euro” gekost en het was niet goed genoeg. Ik weet niet of mijn dochter het cadeautje ooit heeft ontvangen.

Ik weet niet eens precies in welke groep ze zit, ze gaat naar school, dat weet ik wel, maar hoe ver ze is, of ze al kan lezen en schrijven, dat weet ik niet.

Het Uitzetcentrum

De Tolk

Bij vestigingen van het IND krijg ik steeds zelf een elektronische pas om afgesloten deuren te kunnen openen, zodat ik het hermetisch afgesloten gedeelte van het gebouw kan betreden of verlaten, maar in het uitzetcentrum gaat alles anders. Hier ben ik voor deze handelingen afhankelijk van geüniformeerd en gewapend personeel. Hier gaat men nooit alleen door een deur. Elke deur is iemands verantwoordelijkheid en die iemand gaat steeds vergezeld van veel walkietalkiegeluiden. Bij het openen en sluiten van een deur zijn dit uitgaande mededelingen, zoals “er komt nu een gast binnen door deze deur”. Tijdens het lopen door gangen zijn het inkomende, met veel geruis omhulde mededelingen die ik niet kan verstaan. 

Als ik na een lange autorit aankom, blijkt de ambtenaar voor wie ik kom nog niet aanwezig te zijn, ik moet dus wachten. Ik laat weten dat ik graag van het toilet gebruik wil maken, maar dit blijkt een niet eenvoudig op te lossen probleem. Pas nadat ik duidelijk heb gemaakt dat de boodschap zeer dringend is, blijkt er een dame te zijn die mij door een lijvige deur laat en me een invalidentoilet (een ander is er niet) wijst. Als ik na gedane zaken weer uit het toilet kom, staat zij me op te wachten, om me door dezelfde deur weer terug te loodsen naar waar ik vandaan kwam: het halletje bij de portier die achter een dikke laag glas verschanst zit.

Hier mis ik ook de ruime tolkenwachtkamer die elke IND-locatie biedt, waar ik mijn jas aan een kapstok kwijt kan en even kan zitten om mijn appeltje te eten. Hier geen vrolijk met elkaar kwekkende collega-tolken, die rond de tafel gezeten persoonlijke nieuwtjes uitwisselen, of mopperen over de slechte ontvangst voor de mobiele telefoon en die in de lunchpauze gezamenlijk naar de eetzaal vertrekken, nadat ze eerst aan het rijk voorziene buffet een keuze hebben gemaakt, weliswaar voor eigen rekening, maar toch. 

Er is in het uitzetcentrum geen wachtkamer, er is zelfs geen stoel als ik moet wachten op de ambtenaar. Ik had niet mijn mooiste lange broek aan, dus ik ben ijskoud (het is april) op de grond tegen de muur gaan zitten. Dat duurde gelukkig niet lang, want de portier belde met de ambtenaar en kwam namens deze met het verzoek aan mij om een uurtje op de luchthaven koffie te gaan drinken. Het werd een smakelijk kippensoepje met een krantje erbij en uitzicht op een rustige, teleurstellend levenloze start- en landingsbaan. Niet één vliegtuig heb ik zien opstijgen of landen. Wel was er goede ontvangst voor mijn mobieltje…

Het gehoor vindt plaats in een kamertje van anderhalf bij tweeënhalf, waarin zich een tafel bevindt en drie stoelen. De zitting vindt maar liefst vier uren later plaats dan gepland. Als ik het dossier zie binnenkomen onder de arm van de ambtenaar, begrijp ik waarom: het is tweeënhalve vuist dik. Ik begrijp van hem dat hij alleen deze ochtend de gelegenheid had om het door te spitten. Behalve het dikke dossier brengt hij ook een vers pak printerpapier mee en een mobiel kantoor in een grote zwarte tas op wieltjes. Er komt een computer met muis tevoorschijn en een printertje. 

De ambtenaar is even bezig om alle kabeltjes aan te sluiten en de computer en de printer te installeren op de kale tafel, die wordt verlicht door middel van een enkele tl-buis. Hij zit met zijn rug naar de deur, mijn stoel staat in de smalle doorgang tussen de tafel en de muur en de betrokkene zit achter de tafel met zijn gezicht naar de deur. Het past allemaal precies, zodat ik moet opstaan en de stoel opzij moet zetten als de betrokkene naar de stoel achter de tafel moet. 

De Betrokkene

De betrokkene wordt binnengebracht. Hij is ergens in het gebouw opgehaald uit een cel die wordt aangeduid met een letter en een cijfer. Hij loopt, nee beweegt zich slepend, zwaar leunend op twee nieuw uitziende krukken, langzaam langs mij heen naar de stoel achter de tafel en gaat moeizaam zitten. 

Het meest opvallend aan zijn gezicht zijn de geïrriteerde, rood doorlopen ogen, waarvan de irissen op een aantal plekken hun oorspronkelijke bruine kleur lijken te hebben verloren.

Het is benauwd in het kamertje, vooral als het gesprek langer duurt dan verwacht. De betrokkene heeft veel te vertellen, hoewel dit toch zijn tweede asielaanvraag betreft, nadat de eerste was afgewezen. De IND heeft nooit geloofd dat hij uit Sierra Leone komt, ook al heeft hij hierover altijd voet bij stuk gehouden. Zijn moeder komt uit Liberia, maar zelf is hij daar nooit geweest, verzekert hij.

De ambtenaar vraagt hem uitgebreid naar de oorzaak van al zijn lichamelijke problemen. Hij vertelt hoe hij door rebellen te grazen is genomen. Ze hebben hem naar de bush meegenomen en gezegd dat hij zich bij hen moest aansluiten. Als hij dat weigerde zouden ze hem dood maken. Hij werkte niet mee en daarom hebben ze met de kolf van een geweer zijn heup en zijn been gebroken en deze breuken zijn niet goed genezen, vandaar dat zijn bekken scheef staat en hij altijd pijn heeft. Ook hebben ze met een kapmes twee vingertoppen van zijn rechterhand afgehakt. Hij toont de plaats waar ze hadden moeten zitten.

De ambtenaar toont betrokkene een papier waarop zijn gegevens staan en verzoekt hem dit te ondertekenen, zodat de asielaanvraag in behandeling kan worden genomen. De betrokkene protesteert: er staat een verkeerde geboortedatum op het papier. Daarop legt de ambtenaar uit: er zijn scans van je gewrichten gemaakt, er is een uitgebreid leeftijdsonderzoek gedaan. Op grond daarvan hebben wij je geboortedatum geschat en het is duidelijk dat je meerderjarig bent. Je hebt dus tegen ons gelogen over je leeftijd. Dit formulier moet je wel tekenen, omdat wij anders geen asielaanvraag van je in behandeling zullen nemen. Het is nu of tekenen of geen procedure. 

Hij tekent hoofdschuddend.

Na een gehoor van ruim twee uren, waarin de betrokkene erg vaak herhaalt wat de redenen zijn waarom hij niet terug kan naar zijn land, krijgt hij de gebruikelijke reeks formulieren te ondertekenen, die nodig zijn voor de nieuwe asielaanvraag. Dit tekenen gaat moeizaam, met de hand waaraan twee vingertoppen ontbreken, maar het lukt. Dan wordt het gesprek beëindigd, met de mededeling dat hij vandaag nog zal horen wat de beslissing is. Hij krijgt nu eerst een ‘fit-to-fly’ medisch onderzoek, waarna hij zal worden teruggebracht naar zijn cel.

De ambtenaar en ik wachten in de gang op de tweede betrokkene van vandaag, om even te ontsnappen aan de benauwde warmte van het kleine gehoorkamertje. Daar kunnen we even wat vrijer ademhalen en we maken een praatje met een collega-IND ambtenaar. Ik benijd deze mensen niet om hun dagelijks werk, maar ze zijn er zelf tamelijk laconiek onder en wisselen opgewekt ervaringen uit met elkaar.

De Volgende Betrokkene

De tweede betrokkene van vandaag heeft zijn ‘fit-to-fly’ onderzoek al achter de rug als hij naar het kleine kamertje wordt gebracht. Ik schuif weer mijn stoel opzij, zodat hij naar de stoel achter de tafel kan lopen. Deze persoon, een grote, pikzwarte Liberiaan, heeft een hartafwijking. 

Vrij snel zegt hij al dat hij begrijpt dat hij niet in Nederland kan blijven, waar hij aan toevoegt dat hij niemand tot last wil zijn. Waarschijnlijk kan hij in zijn eigen land ook medisch worden behandeld.

“Maar laat u mij alstublieft niet naar mijn land teruggaan onder deze naam, want toen ik bij de ambassadeur werd gebracht omdat moest blijken dat ik uit Liberia kom, bleek deze te weten dat ik een asielaanvraag had ingediend. Dat betekent dat de autoriteiten in mijn land dat ook weten. En dat betekent dat ik bij aankomst in mijn land zal worden gearresteerd en gevangen zal worden gezet. Ik weet dat omdat iemand die ook hier in het uitzetcentrum zit een kennis heeft die dat is overkomen. Ik heb van die persoon het telefoonnummer gekregen van de vrouw van die kennis. Haar heb ik opgebeld en gevraagd of dat waar is en zij heeft bevestigd dat het zo is gegaan en dat haar man inderdaad in de gevangenis zit.” Hij pakt een vel papier van de stapel en schrijft in duidelijke letters de naam op van de man die bij aankomst in Liberia gevangen is gezet. Hij weet alleen niet te vertellen hoe diegene heet die hem het telefoonnummer van de vrouw heeft gegeven en die hier in het uitzetcentrum zit.

“Wij praten met elkaar, maar we weten elkaars namen niet,” zegt hij.

Ook deze Liberiaan zal vandaag nog horen wat de beslissing is, maar dan zit ik allang weer in de file naar huis. Als tolk weet je niet welke beslissingen er na elk gehoor worden genomen. Dat is bij rechtszaken zo, dat is bij IND-zaken ook het geval. 

Het enige wat je hebt is een vermoeden. 

Daar zul je het mee moeten doen.

BIJ DE IND

Liberia

Als ik Jasmine zie, schat ik haar een jaar of veertig, vijfenveertig. Op haar gezicht staan de sporen van veel verdriet en pijn. Jasmine is reeds zestien jaar in Nederland. Al die tijd durfde ze geen asiel aan te vragen, uit angst dat er politie aan te pas moest komen en voor politie heeft ze een heilig ontzag, daar wil ze niet mee te maken krijgen. Politie in Nigeria werkt namelijk even anders dan hier: daar luistert de politie alleen naar  degenen van wie zij geld krijgen. Dus niet naar een vrouw met een probleem.

Jasmine wordt grootgebracht in het huis van een voodoopriester en zijn gezin, haar eigen ouders heeft ze nooit gekend, of althans ze herinnert zich niet hen ooit te hebben gekend. Dat gezin bestaat uit man, vrouw en drie zonen. Het hele gezin is betrokken bij de voodoopraktijken, er is niemand onder hen die het er niet mee eens lijkt te zijn. 

Jasmine moet helpen bij het uitvoeren van enkele taken die bij de voodoorituelen hoorden: het fijnstampen van lichaamsdelen van ritueel gedode mensen. Dit moet zij doen, samen met enkele andere meisjes die ook in dit huis wonen. Bij dit werk moeten de meisjes naakt zijn. Het gaan om lichaamsdelen als een hand, een vrouwenborst, of iemands haar. Na het fijnstampen wordt hiervan een soort van zeep gemaakt, waarmee de klanten van de voodoopriester zichzelf kunnen insmeren. Voor dit doel worden zowel kleine en grotere kinderen, als ook volwassenen ritueel gedood. Dit doden gebeurt in de bush, ver weg van de bewoonde wereld, het wordt in het geheim gedaan. Ook het bloed van Jasmine en de andere meisjes wordt gebruikt om mengsels van te maken. Hiertoe worden haar armen verwond om bloed af te kunnen tappen (ze laat enkele littekens zien op haar onderarm), maar ook haar menstruatiebloed wordt hiervoor opgeëist. Zowel dat van haar als van drie andere meisjes die in het huis van de voodoopriester wonen.

Jasmine wordt in de prostitutie gedwongen zodra haar lichaam voldoende ontwikkeld is, ze is dan dertien jaar. Dit zijn dus haar taken: het fijnstampen van menselijke lichaamsdelen en haar eigen lichaam prostitueren. Ook moesten de meisjes regelmatig water halen en brandhout. Ze hebben nooit geld ontvangen voor hun diensten. Ook werden er foto’s gemaakt terwijl zij en de andere meisjes zonder kleren aan de lichaamsdelen aan het fijnstampen zijn. Jasmine weet niet waarvoor de foto’s werden gebruikt. 

Jasmine heeft in die jaren het leven geschonken aan drie kinderen. Ze weet niet wie de vader is, ze heeft werkelijk geen flauw idee. Deze kinderen zijn een voor een verdwenen. Een kindje was zes maanden toen het verdween, een tweede kindje drie maanden en het derde zes jaar oud. Er was een man in het huishouden van de voodoopriester aan wie ze heeft gevraagd waar haar kinderen waren. Het antwoord luidde: “Het is beter als je dat niet weet.” Jasmine zegt: “Ik weet gewoon dat ze dood zijn.”

Toen Jasmine vijftien jaar was, is ze besneden. Dit is gedaan door de vrouw van de voodoopriester, die wist hoe dat moest worden gedaan. Ze is er niet voor naar een ziekenhuis geweest of zo. Jasmine vindt het niet moeilijk om over dit onderwerp te praten. Ze kende het woord “besnijdenis” niet, ik heb het haar uit moeten leggen. Ook keek ze enigszins verbaasd toen ze hoorde dat er in Nederland wetten zijn die dat verbieden. Jasmine dacht dat het allemaal zo hoorde. Het was de ambtenaar die over dit onderwerp begon, niet Jasmine.

Op een dag moest Jasmine weer water halen. Toen is ze gevlucht. Ze is regelrecht naar Lagos gegaan, waar ze het adres wist van de dochter van de buren. Deze dochter heeft goed geheim weten te houden dat Jasmine bij haar woonde, dit is drie jaar goed gegaan. Van haar kreeg Jasmine kleding en eten, in ruil waarvoor zij het huishouden deed en werkte in een restaurant. Ze zegt:”Ik ben drie jaar in Lagos gebleven, want waar kon ik heen? Ik kende verder niemand, waar dan ook. Lagos is een grote stad, best kans dat ze me er hebben gezocht, maar niet gevonden.

Toen leerde ze een aardige meneer kennen, Andrew. Deze begon een relatie met haar en beloofde haar naar Nederland te brengen en daar met haar te trouwen. Zij vond dit geloofwaardig omdat hij veel reisde en veel geld had. Ze heeft hem volledig vertrouwd en op zijn woord geloofd. Andrew zorgde dat er een foto van Jasmine werd gemaakt en liet een paspoort voor haar maken. Hij maakte de reisdocumenten voor haar in orde en reisde samen met haar naar Nederland. Daar bleven zij drie weken bij elkaar. Toen bracht hij haar bij een vrouw in Amsterdam, gaf haar wat geld en vertrok terug naar Lagos. 

Tegen deze vrouw, Monica, vertelde Jasmine dat Andrew had beloofd om met haar te zullen trouwen, maar Monica heeft haar dit meteen uit het hoofd gepraat. Van het huwelijk is inderdaad nooit iets gekomen. Wel kwam Andrew telkens terug naar Nederland met steeds weer nieuwe meisjes. In Nederland heeft Jasmine zich moeten prostitueren voor hem, omdat zij het geld moest terugverdienen wat haar reis naar Nederland had gekost. 

De volgende dag is er een gesprek met de marechaussee om haar de gelegenheid te geven aangifte te doen tegen deze man. Haar gezicht, dat al erg emotioneel en verdrietig stond, betrekt zo mogelijk nog meer. Ze krijgt het Spaans benauwd zodra ze het woord ‘politie’ hoort.

De Marechaussee

De volgende dag vindt het gesprek met de marechaussee plaats. Er zitten een jonge vrouw en een jonge man te wachten in de kamer die mij gewezen is en ik stel me voor als de tolk. Ik vertel dat ik voor dezelfde vrouw gisteren ook heb getolkt, dus dat ik het verhaal ken, dat scheelt wat uitleggen. Ook laat ik me ontvallen dat ik blij ben dat ze niet in uniform zijn gekomen, omdat betrokkene als de dood is voor alles wat politie is. “Nee dat doen we eigenlijk nooit,” wordt mij verteld.

Jasmine is zichtbaar nerveus en geëmotioneerd als ze binnenkomt. In Nigeria volgt de politie de bevelen op van degene die hen betaalt en ze weet niet beter of hier is dat ook zo. Dit is haar wijsgemaakt door de vrouw voor wie ze als prostituee te werk is gesteld. De man die haar onder het voorwendsel van een huwelijk hierheen heeft gebracht heeft haar drie weken na aankomst overgedragen aan een vrouw in Den Haag, die in twee huizen onderdak verschafte aan zo’n zes meisjes, die allemaal tippelen voor haar. Jasmine moet het geld terugbetalen voor de reis naar Nederland en daarom moet ze geld verdienen voor de meneer, bovendien moet ze werken voor de vrouw bij wie ze woont, tenslotte betaalt die haar eten, onderdak en kleding. Aan deze twee mensen heeft zij een eed moeten zweren dat zij hen niet in de problemen zal brengen, anders zullen zij haar vermoorden. Aan deze eed tilt Jasmine zwaar, ze is als de dood om die te breken, omdat ze er zeker van is dat dit haar het leven zal kosten.

Toen zij aldus drie jaar voor deze vrouw had getippeld, zag ze hoe twee van de andere meisjes zijn weggelopen en ze hoorde de reactie van de vrouw hierop. “O, die worden wel gepakt door de autoriteiten en die maken ze vanzelf wel dood.” Dat was voor haar reden om ook een poging te wagen. Ze is weggelopen en regelrecht naar Amsterdam gegaan. Daar kende ze een meisje van het tippelen, die haar het adres had gegeven waar ze woonde. Toen is zij daar een maand of drie in huis gebleven, totdat de politie haar arresteerde en bij de IND bracht.

De marechaussee legt uit: “Als je wilt, kun je aangifte doen wegens mensenhandel, want uit jouw verhaal maak ik op dat je daar inderdaad slachtoffer van bent geworden. Dit betekent dat je de politie verzoekt om de daders op te sporen en te zorgen dat zij hun straf daarvoor krijgen. Het kan zijn dat, als ze daardoor voor de rechter moeten verschijnen, dat de rechter je zal vragen om te komen getuigen voor de rechtbank.” 

Hierop reageert Jasmine erg angstig en roept:”Nee, ik wil die mensen nooit meer zien, want ze zullen mij dood maken. Ik wil ook niet dat u hen vertelt dat ik deze aangifte doe, want dan komen ze me doden. Die vrouw die doet aan voodoo, zij is zoo slecht!” Hierop vraagt de marechaussee:”Geloof jij in voodoo?” Ze antwoordt nadrukkelijk:”Ik zie dat er hele slechte dingen gebeuren, maar ik bid veel tot God.” Ze kijkt haar ondervrager veelbetekenend aan. Deze vervolgt:

“Je kunt dus op een geheim adres in Nederland blijven, met een tijdelijke verblijfsvergunning, met geld voor je levensonderhoud en recht op medische verzorging en juridische bijstand. Je krijgt er eten, drinken en geld voor kleding. “Het is niet veel,” zegt de marechaussee, “maar je kunt ervan leven. In die tijd kun je rustig overleggen met je advocaat en nadenken over hoe het verder moet met de aangifte.”

Daar is een voorwaarde aan verbonden. Die bestaat hieruit dat je je beschikbaar houdt voor de marechaussee en ons helpt bij de opsporing van de daders van de mensenhandel waar jij slachtoffer van bent geworden.”

Na veel uitleggen en geruststellen besluit Jasmine gebruik te willen maken van de wachtregeling, waarin zij voor drie maanden mag blijven op een geheim adres ergens in Nederland. Haar detentie moet nog worden opgeheven en dan mag zij haar persoonlijke bezittingen ophalen in het AZC. Dan kan ze door de marechaussee naar Amsterdam worden gebracht, naar het veilige, geheime adres. Als de mannelijke marechaussee de kamer verlaat om een aantal zaken te regelen, ziet Jasmine er opgelucht uit en er verschijnt zelfs een glimlach op haar gezicht. Eindelijk. Haar gebeden tot God waren niet tegen dovemansoren.

De Tolk

Ik betrap mezelf er op, zeker na de ervaringen bij het uitzetcentrum, dat ik de betrokkenen met enigszins andere ogen beschouw. Ik denk toch iets vaker is dit verhaal wel waar? Is het niet een praatje voor de vaak? Om daar echter meteen achteraan te denken het is maar goed dat ik niet op de stoel van de ambtenaar zit! Laat mij mijn eigen werk maar doen, dat is verantwoordelijk genoeg. 

Tijdens het tolken typt de ambtenaar het verslag in de computer, al ondervragend. Dat betekent dat de betrokkene en ik regelmatig zwijgen om haar de gelegenheid te geven de informatie te verwerken. Op die momenten kijk ik naar buiten. Ik zit altijd op de kopse kant van twee tafels die tegen elkaar geschoven staan, met aan mijn ene kant de betrokkene en aan de andere kant de ambtenaar. Afhankelijk van de locatie waar ik werk, richt ik mijn aandacht op de taferelen die zich buiten het gebouw afspelen, dit helpt mij om mij enigszins te distantiëren van het probleem van de betrokkene. Dit is broodnodig, omdat ik geneigd ben me de problemen van andere mensen te veel aan te trekken. Vandaag valt het mij op dat er rondom Schiphol geweldig veel konijntjes spelen in het gras. Regelmatig zie ik vanuit het raam hoe ze elkaar achterna zitten, de vrolijke witte wipstaartjes dansend op en neer gaand, onwetend van de gebeurtenissen hier in deze gehoorkamer. Ook een rij stewardessen, die aan komt lopen geeft een vrolijke aanblik door de kleurige uniformen en lachende gezichten. Een meneer met een veiligheidsvest aan is druk doende een rij slagbomen te testen: de rood-witgekleurde palen gaan beurtelings op en neer en op en neer, naar het zich laat aanzien functioneert alles naar behoren en de man loopt terug naar zijn wachthuisje. Ik zie hoe er bussen af en aanrijden en een auto van de Marechaussee rijdt voorbij. Ik zie vliegtuigen opstijgen, verbazend veel vandaag.

De Tolkenkamer

Door de aard van de werkzaamheden lopen de pauzes van de tolken nooit synchroon. Dat betekent dat je soms met z’n zevenen in de tolkenkamer zit en soms alleen. Meestal liggen er wel wat kranten op de tafel, maar vaak ook niet, dus is het belangrijk om zelf voor leesvoer te zorgen. Voor dat doel heb ik een pocketboekje in mijn tas, zodat ik even wat kan lezen en mijn gedachten op iets anders kan richten dan het gesprek met de betrokkene. Vandaag is dat een Western pocket en een van de tolken vraagt mij:”Vind je dat niet zonde van je tijd?” hoewel ik hem ook niet echt met een hoogstaand lees- of studieboek in de weer zie. Ik leg hem uit dat het boekje uitsluitend bedoeld is om mijn zinnen te verzetten, bovendien is het in het Engels en vind ik het altijd heerlijk om met die taal bezig te zijn. Ik weet zeker dat minstens één van mijn vorige levens zich in Engeland heeft afgespeeld. 

Een andere tolk vraagt mij waarom een Engelse tolk eigenlijk nodig is, aangezien toch vermoedelijk de ambtenaren zelf wel Engels zullen spreken. Ik leg uit dat dit door de wet wordt voorgeschreven, omdat betrokkenen het recht hebben om perfect te weten wat er wordt besproken, gevraagd, en geantwoord en de ambtenaar moet in zijn of haar eigen taal (het Nederlands dus) kunnen nadenken en communiceren. Zij voegt eraan toe dat ze bovendien denkt dat bij de gesprekken altijd een derde persoon aanwezig moet zijn, dus dat dit dan net zo goed een tolk kan zijn.

In de tolkenkamer is het vandaag een gezellige boel. Er zijn tolken uit Iran, Somalië, Gambia, Oekraïne. Er wordt van gedachten gewisseld over de Noord-Zuidlijn in Amsterdam waarmee zo verschrikkelijk veel is fout gegaan en ik denk onwillekeurig terug aan het aloude rijmpje “Amsterdam die grote stad, die is gebouwd op palen, als die stad eens ommeviel, wie zou dat betalen?” 

Een van de tolken vertelt dat hij thuis bezig is met een grote verbouwing en voegt daaraan toe dat zijn vrouw er moeite mee heeft. Hij heeft al twee echtscheidingen achter de rug, zegt hij, telkens gebeurde dat tijdens een verbouwing. Een andere tolk reageert op vrolijke toon: “O, dus als jij de relatie zat bent ga je gewoon verbouwen, dan vertrekken ze vanzelf.” De overige tolken schateren het uit.

Kameroen

Ik ben de zoon van een stamhoofd. Mijn vader trouwde toen ik een jaar of vijf was, tegen de wens van mijn moeder, ook nog met twee andere vrouwen. Het is in onze stam traditie dat het stamhoofd met meerdere vrouwen trouwt. Wij woonden in een groot huis waar elke vrouw min of meer haar eigen gedeelte bewoont, het lijkt op een appartement, met een gezamenlijke grote zitkamer.

Enkele jaren geleden ben ik verliefd geworden op een meisje in ons dorp en zij was ook zwanger geworden van mijn kind. Het meisje was echter moslim en ik ben een rooms-katholiek christen. Daarom stemde de familie van het meisje er niet mee in dat ik een relatie met haar had. Ze waren erg boos dat ik haar zwanger had gemaakt en wilden mij vermoorden. Daarom ben ik gevlucht en heb een tijdje in Frankrijk gezeten, waar ik het adres had van de man waarmee mijn nicht was getrouwd. Ik ben op een dag gearresteerd omdat mijn visum was verlopen en heb enkele dagen in de gevangenis gezeten. Ik wilde in Frankrijk asiel aanvragen, maar dat is niet gelukt, ze zeiden daar dat ze me niet konden helpen. Omdat het verlopen van mijn visum niet als een misdaad werd beschouwd, konden ze me geen straf opleggen en lieten ze me gaan. Ik ben teruggegaan naar Kameroen.

Toen ik weer thuis kwam was het meisje bevallen van een dochter, maar ook bleek dat zij inmiddels was getrouwd. Dat was een groot geluk voor mij, omdat haar familie niet langer in mij geïnteresseerd was. Daarna leerde ik een jonge vrouw kennen, van wie ik veel ging houden en met haar ben ik getrouwd. Inmiddels hebben wij samen een zoon. Wij hebben het erg goed met elkaar.

Twee jaar geleden ging mijn vader naar Amerika om daar zijn broer te bezoeken. Hij werd echter ziek en is in Amerika gestorven. Hij bleek al langer ernstig ziek te zijn zonder het zelf te weten. Zijn lichaam is naar huis gebracht en wij hebben hem bij ons huis kunnen begraven. 

Toen begonnen voor mij de problemen. De dorpsoudsten begonnen van tijd tot tijd naar ons huis te komen en op mij in te praten, ze wilden mij ervan overtuigen dat ik mijn vader als stamhoofd moest opvolgen. Blijkbaar heeft mijn vader dit in zijn testament gezet. Ik begrijp niet waarom hij mij daarvoor heeft aangewezen, omdat ik nog een oudere broer heb. Hij heeft het onderwerp helaas nooit met mij besproken. Kennelijk vond hij dat ik die verantwoordelijkheid wel kon dragen. Het betekende dat ik allerlei taken moest gaan uitvoeren. Een stamhoofd ontvangt regelmatig mensen uit de stam die problemen hebben en deze aan hem voorleggen. Hij moet dan een oplossing geven voor die problemen. Wat ik nog veel erger vind is dat ik verplicht werd om met de beide andere vrouwen van mijn vader te trouwen, dat hoort bij de traditie. Ik ben een rooms-katholieke christen en kan dus niet met meerdere vrouwen trouwen. Ik ben getrouwd met een vrouw van wie ik houd en in mijn leven is geen plaats voor polygamie, zeker niet met mijn beide stiefmoeders, met wie ik helemaal niets heb.

Ik liet de dorpsoudsten – die meestal met zes of meer mensen naar ons huis kwamen – telkens weten dat ik hier helemaal niet voor voelde en er ontstond telkens ruzie. Telkens weer kwamen ze naar ons huis om op mij in te praten en mij te overtuigen dat ik deze opdracht op mij moest nemen. Telkens weer zei ik tegen ze dat ik er niet voor voelde en dat het onmogelijk was. Telkens weer eindigde dat met ruzie, waarbij ze ook dreigden dat ik een menselijk offer moest brengen als ik deze taak niet op mijn nam. Dit menselijk offer is een spiritueel offer. Het offer kon zijn het leven van mijn zoon of dat van mijzelf. De uitvoering daarvan gaat als volgt: ik zou dan naakt, met alleen een lendendoek om, aan de oever van de rivier moeten staan en een bepaald iets eten waarbij ik een kleien kom in mijn handen houd. Als dat achter de rug is, ga ik die avond slapen en wordt de volgende morgen niet meer wakker. Het is een voodooritueel dat mij het leven zou kosten. Telkens weer heb ik gezegd dat ik dit offer niet wilde brengen. 

Toen deze dreigementen al enige tijd aan de gang waren, heb ik hiervan aangifte gedaan bij de politie in ons dorp. Ik woon in een vrij groot dorp waar behalve een hoofdkantoor van de politie ook nog diverse kleine politieposten zijn. Ik ben naar het hoofdkantoor gegaan en heb daar aangifte gedaan. De politie zei echter dat ze me niet konden helpen, omdat het hier om de traditie van onze stam gaat en dat zij daar niets mee kunnen. Ze zeiden dat ik terug moest gaan naar mijn stam en dat wij onderling de problemen moesten oplossen. Omdat ik wist dat dit niet zou lukken, ben ik gevlucht en heb van stad tot stad gezworven. Ik heb een tijdje geleefd op verschillende adressen in meerdere steden in Kameroen, maar de dorpsoudsten zijn mij overal gevolgd, steeds wisten ze me vinden. Ik heb geen idee hoe dat kon, want ik vertelde aan niemand waar ik was. Ik had dus geen rust. Dit telkens weer vluchten had geen enkele zin en daarom ben ik teruggegaan naar huis, naar mijn vrouw en zoon.

De ruzies met de dorpsoudsten werden steeds heviger en gewelddadiger, totdat ik op een dag door deze mensen ernstig ben verwond. Zij hebben mij met een kapotte fles in mijn borst gestoken en met een stalen buis op mijn been geslagen. Ik kan u de littekens op mijn borst laten zien en het bot van mijn been dat gebroken is, dat nog altijd raar naar buiten steekt. Ik ben met mijn verwondingen naar de dokter gegaan, en die heeft ze gehecht. Ik kon gelukkig diezelfde avond terug naar mijn vrouw en zoon.

Al na enkele dagen kwamen de dorpsoudsten weer. Weer werd er gevochten en er werd geschreeuwd en veel herrie gemaakt, ze wilden mij weer dwingen om de taak van stamhoofd op mij te nemen, maar weer heb ik dat geweigerd. Het gevecht was erg hevig, maar omdat ik groot en sterk ben is het mij gelukt om te vluchten en ben ik de straat uitgerend. Vanuit een telefooncel heb ik toen opgebeld naar mijn vrouw, zij was thuis in ons eigen deel van het huis en zij kon mij zeggen dat de dorpsoudsten nog steeds erg veel herrie aan het maken waren in de grote zitkamer. Ik heb haar gevraagd om voor mij wat kleding bij elkaar te zoeken en in een tas te stoppen, omdat ik moest vluchten. Zij kon ongezien het huis verlaten en deze tas naar mij toe komen brengen. Daar op straat heb ik vlug afscheid van haar genomen, waarna ik ben gevlucht. Omdat dit allemaal zo haastig moest gebeuren, ben ik zonder documenten vertrokken. Ik heb niet rustig de tijd gehad om mijn paspoort en dergelijke bij elkaar te zoeken. Ook was ik eigenlijk niet van plan om met het vliegtuig weg te gaan, ik realiseerde me pas na enkele uren dat mijn land verlaten de enige oplossing was om mijn leven veilig te stellen voor deze dorpsoudsten, want ook nu weer kwamen ze achter me aan en ik besefte dat ik nergens in Kameroen veilig voor ze was. 

Vanuit Nederland heb ik mijn vrouw gebeld en haar gevraagd om de nodige documenten hierheen te sturen. Zij heeft het adres al waar het heen moet. Dan kan ik u mijn geboortecertificaat en onze huwelijksakte, het rapport van de dokter en een bewijs dat ik nooit ben veroordeeld laten zien. Van het reçu voor mijn paspoort zal zij ook een kopie sturen. Het origineel heeft zij nodig om het paspoort op te vragen, zodat dat later naar mij kan worden toegestuurd. 

Sinds ik ben gevlucht voel ik mij lichamelijk niet goed. Ik vrees dat zij met voodoo mijn gezondheid hebben aangevallen. Telkens als ik iets heb gegeten is het een vreselijke herrie in mijn ingewanden. Van deze dingen heb ik mijn hele leven nooit last gehad, ik ben altijd kerngezond geweest. Ik kan u niet vertellen hoe zij dat gedaan kunnen hebben, omdat ik een christen ben en nooit aan voodoorituelen heb meegedaan. Op dit moment maak ik mij grote zorgen over mijn vrouw en kinderen, omdat ik bang ben dat de dorpsoudsten hen iets zullen aandoen. Ik vrees dat zij niet veilig zijn. Graag wil ik nog benadrukken dat ik nooit van plan was om naar een ander land te vertrekken. Ik hou van mijn land en hoop als die problemen daar ophouden terug te kunnen gaan om opnieuw een bestaan op te bouwen in Kameroen. 

Ik smeek u om mij alstublieft te helpen en beschermen en ook iets te doen voor de veiligheid van mijn vrouw en mijn kinderen. Alstublieft!

Foutje

Natuurlijk gaat er weleens iets fout bij de instelling waarvoor ik tolk. Zoals die dag toen de betrokkene voor wie ik zou werken prima Nederlands bleek te spreken. Betrokkene (ik schatte hem een jaar of 25) vertelde dat hij al sinds zijn 9e jaar in Nederland was. Voor die tijd had hij met zijn oma wel Engels gesproken (zijn beide ouders heeft hij nooit gekend), maar dat Engels was hij inmiddels wel verleerd. Eigenlijk was hij zelfs een beetje beledigd dat er een tolk bij het gehoor zou zijn.

De ambtenaar keek mij vragend aan en vroeg mij:“Wat kunnen we het beste doen?” Ik antwoordde:“Aftekenen…?” Maar ja, zij had ook met haar opdrachtgever te maken, dus werd de situatie aan hem voorgelegd. Verbazing alom. Enfin, om een lang verhaal kort te maken: er werd afgetekend en ik toog onverrichterzake naar huis. Op mijn werkbriefje stond dat ik een uur had gewacht en tweemaal een half uur had gereisd. Daarvan is enkel het eerste deel waar. Het reizen kost mij zonder file altijd minimaal drie kwartier. Met file kost het me zonder meer anderhalf uur om op de locatie Schiphol te komen, of van daar naar huis te rijden. Enfin, ik heb mettertijd geleerd me bij de zwijgende meerderheid aan te sluiten en te denken: ik ben blij dat ik werken mag en voor mijn gevoel zelfs nuttig werk mag doen ook (behalve dan die ene keer…). Ik doe het werk graag, ondanks dat het soms uiterst moeizaam is om antwoorden uit de betrokkene te krijgen. Trekken is een beter woord. Zoals die keer met die bootvluchteling.

Bootvluchteling

Dit gehoor is het meest vermoeiende dat ik me kan herinneren. Betrokkene komt uit Zimbabwe en kan niet lezen en nauwelijks schrijven, want was boer en is nooit naar school geweest. Ook is zijn Engels bijzonder slecht. Bij een eenvoudig woordje als ‘sound’ kijkt hij me aan of hij het in Keulen hoort donderen. De ambtenaar heeft hem wel vijf keer gevraagd of hij wel Engels spreekt… Enfin, we kregen er best het een en ander uit, maar gemakkelijk ging dat zeker niet. Ik heb veel gecommuniceerd door middel van tekeningetjes, die situaties in zijn plaats van herkomst moesten verduidelijken, omdat hij geen straatnamen kende. Als die er al waren, want hij vertelde dat er in het dorpje waar hij was geboren helemaal geen straatnamen waren. Als we na een pauze verder gaan met het gehoor, heeft de ambtenaar inmiddels de naam van zijn geboortedorp en de bijbehorende taal op het internet gevonden. Gelukkig: die bestaan allebei. Weliswaar anders geschreven dan betrokkene het had gedaan, maar dat is nauwelijks een verrassing.

Als de ambtenaar hem confronteert met een plattegrond van het dorp waar zijn moeder vandaan kwam, komt het hem allemaal niet bekend voor. Hij kan geen kenmerkende bijzonderheden over het dorp vertellen. Toen ik een pleintje tekende, kwam hij met:“Ja, het was precies zoals u het nu tekent!” Nog even en ik dichtte mezelf helderziende gaven toe, maar ik hoefde de waarheid van zijn woorden niet te toetsen; ik heb al vaker gezegd: Ik ben blij dat die verantwoordelijkheid niet bij mij ligt. Het aantal keren dat deze betrokkene heeft geantwoord met “I don’t know” was ontmoedigend hoog. Ook namen van zichzelf en zijn familie haalt hij door elkaar: wat de ene keer zijn vaders voornaam is, blijkt later die van hemzelf te zijn en andersom. Leeftijden van zijn familieleden weet hij alleen bij benadering. Heel verwarrend allemaal. Over een ding is hij heel duidelijk: hij heeft een zus die met een Nigeriaan is getrouwd en nu in Nigeria woont en hij heeft haar daar zegge en schrijve eenmaal bezocht. Na een tijdje vraagt de ambtenaar naar zijn verwondingen die hij tijdens de strijd heeft opgelopen en hij vertelt dat hij zware klappen heeft opgelopen, “er kwam bloed uit mijn neus en mijn oren,” voegt hij eraan toe. Maar hij blijkt toch vrij redelijk te kunnen horen.

Zijn verhaal

Hij vluchtte uit het huis van zijn ouders op de dag dat zijn beide ouders werden vermoord en ging naar het dorpje waar zijn moeder vandaan kwam. Daar vond hij het huis van zijn grootouders, maar die leefden niet meer en het huis was verhuurd aan een meneer. Deze meneer heeft hem enige tijd onderdak gegeven. Daarna moest hij weer vluchten, waarna hij terechtkwam in een grote tent met vluchtelingen in Harare. Vanuit Harare is hij met een vrachtauto naar de boot gebracht, vertelt hij.

“Ja maar Zimbabwe ligt niet aan de zee, hoe kwam je dan bij de zee?” 

“Ik ben nooit naar school geweest, ik weet die dingen niet.” Nee, dan heeft hij dus geen aardrijkskunde gehad en weet hij niet dat Mozambique tussen Zimbabwe en de kust ligt. Enfin, hij is vermoedelijk met die vrachtwagen door Mozambique gereden (mijn conclusie), hoewel de ambtenaar hier niet op door heeft gevraagd.

Hij heeft twee maanden met 22 man (van wie er een ook in hetzelfde centrum aanwezig blijkt te zijn) op een boot gezeten, weet niet in welke havens de boot allemaal heeft aangelegd, heeft de kleur van de vlag op de boot niet onthouden (“Als ik had geweten dat u mij deze vraag ging stellen, had ik wel moeite gedaan om dat te onthouden”), en herinnert zich geen bijzonderheden van de plaats waar zijn moeder vandaan kwam en waar hij enige tijd ondergedoken heeft gezeten.

“Maar hoe hebt u dat huis dan gevonden?”

“Ik heb een taxi genomen, ik had nog wat geld in mijn zak, daar heb ik die van betaald.”

Als ik zo’n verhaal vertel in de tolkenkamer, wordt er weleens gereageerd alsof ik de ambtenaar ben en alsof ik dus bijvoorbeeld had moeten vragen:“Hoe lang heeft de reis met die vrachtwagen eigenlijk geduurd?” Maar die vraag is dus niet aan deze bootvluchteling gesteld. Althans niet tijdens het eerste gehoor. Opnieuw realiseer ik me dat ik blij ben dat die verantwoordelijkheid niet bij mij ligt, dat ik alleen maar een doorgeefluik ben, zoals een journalist als het goed is alleen vertelt wat hij hoort en ziet, meer niet.

Andersom gebeurt het ook weleens dat een collega met een vrolijk gezicht roept:”Hebben jullie wel eens een echte gehad? Ik heb denk ik nog nooit een echte gehad.”

Waarop ik enigszins verbaasd reageer met:”O zeker hoor, slachtoffers van mensenhandel, die in Nederland bij een hoerenmadam worden ondergebracht en al het geld dat ze met hun lichaam verdienen aan de madam moeten afdragen, zogenaamd om te betalen voor hun reis naar het beloofde land. Slachtoffers van voodoo.”

En zij zegt dan:”O maar dat voodoo is echt onzin hoor. Trouwens, hoe lang loop jij al mee hier?” waarop een hoeveelheid informatie over haar tolkverleden volgt die in een sollicitatiebrief niet zou misstaan.

Tja, dan hou ik mijn mond maar. Als zij even later uit de tolkenkamer is opgehaald om aan het werk te gaan, kijkt een andere tolk mij aan en zegt:”Veel tolken hebben dat afweermechanisme nodig om te kunnen overleven. Ze sluiten zich af voor de werkelijkheid omdat die ze te zeer raakt.”

Een andere tolk knikt instemmend en zegt:”Er zijn er ook die alles opschrijven om het te verwerken”. Ik denk aan deze aantekeningen en houd wijselijk mijn mond…

Uit Sierra Leone?

Natuurlijk word ik toch ook wel geconfronteerd met types van wie het onzeker is of ze wel uit het land komen dat ze noemen wanneer ze ons land binnenkomen. Na afloop van een lange dag van doorzagen om zijn werkelijke herkomst te achterhalen, met de meest bizarre vragen, zoals: “Kent u het volkslied van Sierra Leone?” (antwoord ‘nee’) en “watvoor vlag hebt u op de boot gezien die u naar Nederland bracht?” (antwoord: “Ik was verward en heb er niet op gelet”) en “waaraan zijn de leden van uw stam te herkennen?” (“de mannen maken hun oren kunstmatig groot door een schotel in de oorlel te zetten en de vrouwen dragen nooit strakke, alleen zeer wijde jurken”) loop ik met de ambtenaar terug naar de tolkenkamer en hij verzucht:”Tja, een moeilijk geval.” Daarop antwoord ik naïef:”O ja?” “Ja,” gaat hij verder, “we twijfelen of hij wel uit Sierra Leone komt. Het is gemakkelijk om te beweren dat hij heel lang niet in zijn land is geweest en dat hij daarom zoiets als het volkslied niet kent. We vermoeden dat hij uit Ghana komt.” 

Mijn antwoord is dan steevast:”Ik ben blij dat ik alleen maar hoef te tolken en me niet hoef af te vragen of de mensen liegen of niet, ik houd me alleen maar bezig met de taal. Ik vertaal en houd me verder overal buiten. Ik hoor in de tolkenkamer weleens tolken die een oordeel ergens over hebben, en ben dan eigenlijk verbaasd, want ons werk is toch alleen maar weergeven en niet oordelen of invullen.”

Welke stoel?

Gisteren tolkte ik voor iemand uit Nigeria. Hij is gevlucht uit zijn land om het volgende. Hij was lid van de Freedom Fighters. Een deel van de leden van deze groepering is aanhanger van de regering, een ander deel is geen aanhanger van de regering van het land. Betrokkene heeft zich bij de groepering gevoegd om te vechten tegen de onderdrukking van het volk door de regering, en om ervoor te vechten dat de rijke opbrengsten van olie- en gaswinning die in de grond zitten op eerlijke wijze het volk ten goede zullen komen. Het gebied is niet ontwikkeld en de opbrengsten van de grondstoffen verdwijnen spoorloos uit het gezichtsveld van het volk. 

Om lid te worden is er een initiatieritueel, waarbij hij een eed heeft moeten afleggen en waarbij merktekens worden aangebracht op de huid. Deze worden met een scheermes ingekerfd en vervolgens wordt daar een poeder op aangebracht. Betrokkene heeft deze merktekens laten zien, ook ik heb ze gezien. Niet meer heel duidelijk waren ze, maar ontegenzeglijk aanwezig, een lange rij kleine littekens langs zijn middel. Ik vrees dat de ambtenaar van mening was dat er niets te zien was op de rug van de betrokkene. 

De leiders van het huttenkamp waren op een dag vertrokken met een boot de zee op, op zoek naar meer slachtoffers. Betrokkene had de taak om een persoon te bewaken die door de leden van Freedom Fighters was ontvoerd en werd vastgehouden totdat $ 1,5 miljoen losgeld zou worden betaald. Betrokkene is het niet eens met het kidnappen van mensen. De zus van deze gevangene belde met betrokkene en was in tranen. Daarop heeft hij de gevangene vrijgelaten, deze verdween in de bush. De leiders kwamen terug van hun omzwervingen op zee en riepen betrokkene ter verantwoording. Hij zei dat hij geen idee had waar de gevangene was. Daarop is hij in elkaar geslagen. 

Hij moest vluchten voor zijn leven en de zus van de gevangene heeft hem daarbij geholpen. Op een dag zat hij in Amsterdam. Een stad waar hij nog nooit van had gehoord, in een land dat hij niet kende. Betrokkene heeft slechts drie jaar lagere school gehad en heeft moeite met lezen en schrijven. Ook de Engelse taal gaat heel moeizaam, ik moet talloze vragen herformuleren, tot soms driemaal, eer hij begrijpt wat er wordt gevraagd. Ook de dingen die hij zegt, versta ik vaak niet goed, zodat ik hem moet vragen het te herhalen.

Herhaaldelijk vraagt de ambtenaar of hij de tolk wel goed kan verstaan en telkens antwoordt hij dat hij mij goed kan verstaan. Uit het rapport van het eerste gehoor, enkele dagen eerder gehouden, blijkt echter dat hij ook daar veel dingen niet goed heeft begrepen, zodat er gemiste kansen zijn om uit te leggen wat er is gebeurd. Het huidige, tweede gehoor wordt begonnen met een grote bedenking: men twijfelt of hij wel uit Nigeria komt. Dit wordt mij medegedeeld voordat wij gezamenlijk de betrokkenen ophalen uit de wachtzaal.

De ambtenaar heeft niet echt een engelengeduld. Is zeer kordaat en kapt hem vaak af, als hij een relaas helemaal van voren af aan wil gaan vertellen, om te voorkomen dat gebeurtenissen herhaaldelijk over tafel komen. Het feit dat betrokkene in elkaar is geslagen door zijn groep komt hierdoor pas helemaal aan het eind van de dag aan de orde, wanneer de ambtenaar vraagt of hij in zijn land ooit is bedreigd of aangevallen.

Zijn kennis van de geografie van zijn land klopt niet met datgene wat de ambtenaar ziet op de kaart van Nigeria. In het rapport van het eerste gehoor staat dat hij praktisch niets kan vertellen over het dorp waar hij is geboren. Vandaar de bedenking over zijn herkomst.

Toch, als hij vertelt hoe zijn vader en broers zijn afgeslacht, waarna hun huis in brand is gestoken, en later hoe zijn moeder is onthoofd, spelen zijn emoties geweldig op, waarbij hij opstaat en mijn arm pakt, om te verduidelijken hoe men hem bij de arm heeft gepakt om hem weg te halen, om te voorkomen dat hij ook vermoord zal worden. Hierop reageert de ambtenaar boos en zegt dat hij de tolk niet mag aanraken en op zijn stoel moet blijven zitten. Anders wordt het gehoor onmiddellijk beëindigd. Betrokkene verontschuldigt zich en gaat zitten. Hij raakt me niet weer aan. 

Als ik door de avondspits naar huis rijd, voel ik de frustratie over het feit dat ik mijn mond moet houden. Ik ben alleen maar de tolk. Mijn inzichten spelen vanzelfsprekend op geen enkele wijze een rol in het hele gebeuren bij IND. Voor veel tolken zal dat geen probleem zijn, maar het stoort me dat ik zelfs niet mag uiten dat ik die in zijn huid gekerfde merktekens wel degelijk zag. Of dat ik waarneem dat hij furieus is als hij vertelt over hoe zijn familie is afgeslacht. Dat was niet gespeeld. Dat was niet gelogen. Dat kon je zien, dat kon je voelen. Alles wat tegen hem pleit ten spijt. 

Het zal mij voor altijd onbekend blijven wat er over deze betrokkene (trouwens over alle betrokkenen voor wie ik ooit heb getolkt) is besloten. Hij zat op de slechtste stoel. De ambtenaar die besluiten moet zit op de verantwoordelijke stoel. Ik weet niet of ik wel geschikt ben om op de stoel van de tolk te zitten. Ik neem de problemen van de mensen mee naar huis, omdat ik gewend ben om problemen aan te pakken, op te lossen, maar dat kan in dit vak niet. 

Vandaag moest ik tolken bij een notaris. Tja, als er een huis wordt verkocht zijn alle partijen blij. De verkoper is blij, de koper is blij, de notaris is blij. Zelfs ik ben blij. Iedereen heeft een reden om elkaar te feliciteren. Iedereen zit op de goede stoel. Op die manier is het een totaal ander beroep, dat van tolk.

Ghana

In 2002 kwam ik van Ghana naar Kopenhagen, omdat ik daar een cursus kon volgen, een verkooptraining gordijnen verkopen. Mijn ouders hebben mij altijd gestimuleerd om verder te leren. Mijn vader werkte als arbeider. Mijn moeder is altijd huisvrouw geweest, zij kwam trouwens uit een andere stam dan mijn vader. Op zeker moment ben ik RK geworden, maar nu ben ik lid van de pinkstergemeente geworden. Na mijn middelbare school in Ghana en vervolgens de opleiding tot accountant met daarbij een correspondentiecursus meende ik daarmee verder te kunnen komen in de wereld. Een vriend van mij was in Nederland en ik wilde hem bezoeken, want hij had foto’s voor me, die ik bij hem wilde ophalen. Toen we in Kopenhagen waren, met het vliegtuig waren we daar via Milaan in Italië aangekomen, kocht ik dus een treinkaartje om even op en neer te gaan naar Den Haag in Nederland om de vriend met de foto’s te bezoeken, met het plan om de volgende dag weer terug naar Kopenhagen te komen. Dat liep even anders. Mijn vrioend belde voor mij naar Ghana, om mijn ouders te laten weten dat ik in Europa was en dat alles OK was met mij. Nu moet u weten dat in Ghana niet iedereen telefoon of mobiele telefoon heeft. Je belt dus naar de buren, of wie er telefoon heeft en het dichtst bij woont en wacht nadat je contact hebt gemaakt een half uur totdat de eigenaar van de telefoon terugkomt met nieuws van degene die je wilde spreken. Toen die buurman dus terugkwam, kreeg ik te horen dat mijn ouders waren overvallen en allebei waren gedood. Toen had ik dus even geen zin om terug te gaan naar Kopenhagen, ziet u? Het was even een moeilijke tijd voor me, begrijpt u? Daarom heb ik niet eerder dan vandaag asiel aangevraagd. Dat komt ook omdat ik de advocaat die ik toen sprak niets heb verteld over de situatie in Ghana.

Er was drie jaar geleden een congres van de pinkstergemeente. Daar leerde ik een meisje kennen. Zij kreeg na 9 maanden een baby, maar ik weet niet zeker of dit ook mijn kind is.. Het is een jongen van bijna twee jaar nu en hij heet Michael. Zij woonde in Duitsland en kort geleden wilde ik naar haar toe om te helpen haar huis te schilderen. Helaas ben ik toen gearresteerd op die reis en daarom zit ik nu hier. 

Ghana

Mijn naam is William Bekabar. Ik kom uit Ghana en ben 34 jaar oud. Ik ben een christen. Hoewel ik een volwassen man ben, ben ik niet in staat om mijn eigen beslissingen te nemen. Mijn vader heeft namelijk altijd alle beslissingen voor mij genomen, zodat ik dat zelf niet heb geleerd.

Mijn vader is een fetisj priester. Wat mijn vader zegt dat doe je eenvoudig. Er is geen andere keus.

Ik heb een kind bij mijn vroegere vriendin, maar ben nooit met haar getrouwd, zij wilde bij haar moeder blijven wonen. Nu is zij wel getrouwd en ik heb mijn dochter al vele jaren niet meer gezien. Ze moet nu dertien jaar oud zijn.

Ik heb nog twee zusters en twee broers, die allemaal jonger zijn dan ik en die bij mijn moeder wonen. Mijn vader heeft nog drie andere vrouwen, bij wie hij ook kinderen heeft, ik weet niet hoe ze heten, hoe oud ze zijn of hoeveel kinderen het zijn.

Toen ik tien jaar oud was, heeft mijn vader mij ingewijd als zijn opvolger. Dat moest, omdat ik zijn oudste zoon ben moet ik hem opvolgen als fetisj priester. 

Ik ben maar enkele jaren naar school geweest, en heb geen enkel diploma. Dat komt omdat ik vele jaren met mijn vader samen in de fetisj tempel heb gewerkt en de dingen heb gedaan die een fetisj priester moet doen. Wij kregen dan van de mensen die om raad of om hulp bij ons kwamen een vergoeding, vaak was dat een koe of een schaal met eten. Van deze giften leefden wij. Ook heb ik nog bij mijn oom gewerkt om geld te verdienen. Hij handelde in groenten en fruit, ik hielp hem met het laden en lossen en het sorteren van het fruit. Toen mijn vader en mijn oom kwaad op elkaar werden ben ik gestopt met dat werk, omdat het van mijn vader niet meer mocht.

Als ik bedenk wat hij zijn eigen broer heeft aangedaan, ik heb het zelf gezien…. Ik ben doodsbang voor mijn vader. Mijn vader heeft mijn oom verlamd gemaakt met voodoo. Zijn eigen broer! Hij heeft gezegd, als ik hem niet wil opvolgen, dat hij mij zal doodmaken. Mijn vader heeft grote macht.

Toch wil ik mijn vader niet opvolgen. Ik ben daarom naar de christelijke kerk in Accra gevlucht. Daar heb ik bescherming gekregen en lange tijd woonde ik daar en ik ben christen geworden. 

Ik was erg bang voor mijn vader, daarom wilde ik het land uit vluchten. Een dame in de christelijke kerk heeft mij geholpen. Ze heeft gezorgd dat ik een paspoort en een visum kreeg en een ticket voor het vliegtuig. Laat u mij de naam van deze dame alstublieft mogen beschermen, zij verdient het niet om in de problemen te komen omdat ze mij heeft geholpen, daarom wil ik haar naam niet noemen, alstublieft. Ooit zal ik haar terugbetalen, ik weet niet hoeveel het haar heeft gekost, ik weet ook niet waar ik ooit het geld vandaan zal halen, maar ik zal het zeker proberen.

Ik heb geen problemen gehad om op het vliegtuig te stappen op Kotoka International Airport. Het paspoort en het visum waren in orde, het ticket naar Nederland ook, ik vloog met KLM.

Toen ik in Nederland aankwam hebben mensen mij geholpen aan een adres om te verblijven. Dat heb ik gedaan. Ik had geen inkomsten, dus ik moest maar aannemen wat zich voordeed. In Nederland verbleef ik enkele weken bij mensen in huis. Toen is mijn paspoort gestolen, op een dag was het er gewoon niet meer. 

Ik heb niet meteen asiel aangevraagd, omdat ik niet wist dat het nodig was. Ik had geen idee hoe alles hier werkte. Totdat ik na zes weken werd gearresteerd. Toen heb ik zes weken in de gevangenis gezeten, daar heb ik niet veel meer geleerd dan mensen groeten in het Nederlands. Ook hoorde ik niets over dat ik asiel moest aanvragen.

Als ik mijn handtekening zet, wil ik graag mijn eigen naam gebruiken. De naam die ik u eerst heb opgegeven en die in uw papieren staat, is de naam van mijn vader. Dit heb ik gedaan omdat ik hoopte dat mijn vader mij zo met zijn fetisjkrachten niet zou kunnen vinden en treffen. Mijn echte naam wil ik nu graag weer gebruiken, omdat ik eerlijk wil zijn en niet langer een schuilnaam wil gebruiken. Ik hoop dat mijn vader mij hier niet zal kunnen vinden, ook niet als ik mijn echte naam gebruik. Het paspoort waarmee ik naar Nederland ben gekomen staat op mijn echte naam.

Omdat ik nu geen paspoort meer heb, kan ik niet bewijzen dat ik William Bekabar heet en dat ik uit Ghana kom. Ik bezit een geboortebewijs, maar dat heb ik in Ghana moeten achterlaten, omdat ik niet meer naar het huis van mijn vader kon gaan, dat was te gevaarlijk.

Wel kan ik u over Accra vertellen, zodat u weet dat ik de kustplaats en de hoofdstad van Ghana als mijn broekzak ken. Ik kan u vertellen in welke wijk de rijke mensen wonen en in welk gedeelte, dat is bij de kust, de arme mensen wonen. Ik kan u zeggen waar het mausoleum is waar de vroegere president van Ghana, Jerry Rawlings, begraven is. Ze zeggen dat je hem daadwerkelijk daar kunt zien liggen. Ik ben niet wezen kijken hoor, maar dat is wat de mensen beweren.

Ook weet ik wie er nu aan de macht is in Ghana, dat is sinds 7 januari 2001 John Agyekum Kufuor. Daarvoor was Jerry Rawlings aan de macht, dat was een slechte man en geen goede leider.

Bent u er nu van overtuigd dat ik uit Ghana kom?

Heel ander tolkwerk

Op een dag werd ik benaderd per e-mail en per telefoon door een meneer in Engeland. Mij werd verteld dat men een goede, betrouwbare tolk nodig had voor een ‘photoshoot’ die over een maand in Amsterdam gehouden zou worden. Mijn gegevens had hij gevonden op de website van het NGTV, zo vertelde hij.

Mijn onkosten, reiskosten, taxikosten en de kosten voor de vertaling van een contract voor het model, zouden van tevoren worden vergoed. Daarvoor vroeg men mijn bankrekening nummer en ook mijn IBAN en BIC codes, zodat de betaling kon worden overgemaakt vanuit Engeland. Ik besloot pas tot vertalen over te gaan nadat ik de betaling had ontvangen, omdat ik niet eerder zaken had gedaan met deze meneer.

De contactpersoon was werkzaam als agent voor een bedrijf in dameskleding. Het contract dat vertaald moest worden werd mij alvast toegezonden. Ik las het door en zag dat het contract er tamelijk netjes uitzag. Geen fouten in het Engels en nette mensen, er stond duidelijk in dat er ‘no nude’ foto’s gemaakt zouden worden. 

In verband met mijn vakantieplannen mailde ik nog dat de datum die ik in het contract zag staan mij slecht uitkwam. Op deze kwestie werd niet ingegaan. Dat had al een belletje moeten doen rinkelen bij mij, maar ik had het druk met mijn werk en stond er niet bij stil.

In de weken die volgden nam de contactpersoon meerdere malen contact met mij op, ook belde hij mij enkele malen om een en ander te bespreken, zoals de exacte datum en dergelijke. Ook zond hij mij enkele adressen van websites, waarop ik het fotowerk kon zien van fotografen voor wie hij gewerkt had, en een website van het bedrijf in opdracht waarvan de komende ‘photoshoot’ gehouden zou worden. De sites zagen er ordentelijk uit, niets mis mee, keurige fotograaf, keurig bedrijf.

Toen kwam er op een dag een mail dat het geld mij in de vorm van cheques zou worden toegezonden, in plaats van de overmaking, want “dat zou minder stress met zich meebrengen voor mij.” Het tegendeel bleek waar te zijn. Toen na enkele dagen de cheques arriveerden, bleek het te gaan om zeven travellers’ cheques van American Express. De cheques zagen er in mijn ongeoefende ogen goed uit. Maar mijn ervaring met deze cheques is vrijwel nihil, dus ik wist niet op welke details ik zou moeten letten.

Ik toog met de cheques naar mijn plaatselijke bank. Terwijl ik daar op mijn beurt wachtte, belde de contactpersoon uit Engeland mij nog op. Ik zei hem dat ik het zou laten weten als alles in kannen en kruiken was met de cheques. Mijn bank verzilverde helaas sowieso geen travellers’ cheques.

Daarna fietste ik weer naar huis en begon een telefoonrondje. Ik belde eerst naar American Express, daarna naar een andere bank, waar ik ook een rekening heb lopen. Wederom stapte ik op de fiets, ditmaal naar deze andere bank. Deze kon de cheques wel doorsturen naar het hoofdkantoor in Amsterdam, waarna het geld op mijn rekening kon worden gestort. Dit zou echter vier weken duren en de photoshoot zou al over twee weken plaatsvinden, dus dat zou te laat zijn, hier kon ik niet op wachten. Het eind van het liedje was dat ik alleen eigenlijk terecht kon bij een Grens Wisselkantoor. 

Die avond reed mijn man met mij naar het GWK, waar ik de cheques ter verzilvering aanbood. De dame achter het loket zei dat ze ‘twijfelde aan de cheques’ en toonde ze ook aan twee van haar collega’s. Daarop werd de politie ingeschakeld en twee agenten waren binnen drie minuten ter plaatse.

Ik werd meegenomen naar het kantoor, dat vrijwel naast het GWK gesitueerd is. Hier werd ik als verdachte gehoord, tenslotte was ik degene die vervalste cheques had willen verzilveren. Van het verhoor werd een uitgebreid proces-verbaal opgemaakt. Ik heb aan het eind de agente verzocht om hieraan toe te voegen dat ik me slachtoffer voelde van oplichting en dat ik graag aangifte wilde doen. Ze heeft het in het proces-verbaal gezet, maar de aangifte kon ze niet in behandeling nemen, omdat ik verdachte was. Zo werkt kennelijk de rechtsstaat Nederland.

Ik belde de dag hierna eens naar het “model” dat in het contract werd genoemd, om eens te polsen of zij eerder met deze mensen zaken had gedaan en zo nodig te vertellen wat mij was overkomen, maar hoorde tot mijn verbazing een mannenstem: de voicemail van een beëdigd tolk-vertaler. De naam van deze tolk-vertaler heeft men ongetwijfeld, net als de mijne, gevonden op de website van het NGTV. Ge zijd gewaarschuwd.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s