We mogen van geluk spreken dat we elkaar nog begrijpen,
nog weten wie de ander is, waar we mee bezig zijn.
We mogen van geluk spreken dat onze benen ons brengen
naar waar we willen zijn, dat onze hersens, armen, handen
voor ons doen wat nodig is, dat onze ogen zien,
onze oren horen, onze hersens begrijpen wat er gaande is.
dat onze kinderen, kleinkinderen het goed doen
in het leven, gezond zijn, liefhebben, elkaar niet
naar het leven staan, maar steunen.
We mogen van geluk spreken dat de bommen niet
op onze huizen vallen, dat onze vaders, broers,
zonen, kleinzonen niet naar de loopgraven
zijn gestuurd om er gedood of verminkt te worden;
dat zij geen vrouwen verkrachten, die
hun moeders konden zijn, mannen verminken,
kinderen vermoorden die zoet speelden
op hun speelplaatsjes, vredig sliepen in hun bedjes,
luisterden naar de les in hun klas, op hun school.
We mogen van geluk spreken dat het geraas van het
luchtalarm niet hier oorverdovend huilt,
schreeuwt, kermt, dat wij geen schuilkelders
nodig hebben, nog niet, dat wij de vogels kunnen horen,
kunnen voeren in de tuin, een kachel, een lamp
kunnen ontsteken in onze ongeschonden huizen,
ons eten bereiden, een bad nemen,
rustig slapen in de nacht.
We mogen van geluk spreken dat onze vijand
nog meerdere landen van ons verwijderd is.
Nog mogen we van geluk spreken.